10 juli 2018
We hadden het niet eens durven dromen: begin dit jaar kregen we groen licht om Erik Zevenbergen, sinds augustus 2017 directeur van de Diergaarde, te interviewen. We spreken af in het directiegebouw, waar we hartelijk onthaald worden met een kopje thee door zijn assistent. Als Erik even later ook binnenkomt, geeft hij ons eerst een kleine rondleiding door het monumentale pand. Hij vertelt dat hij eigenlijk liever in de ronde vergaderruimte werkt dan in zijn kantoor, omdat hij daar uitzicht heeft op de dierentuin en de bezoekers die voorbij lopen – daar gaan we dan ook zitten. Terwijl hij nog even geniet van zijn verlate lunch en zo nu en dan zwaait naar medewerkers die een punt zetten achter hun werkdag, maken we kennis met de directeur van Blijdorp.
Dit is niet je eerste interview sinds je directeur bent geworden. We hebben al veel gehoord over de dierentuin, maar niet zozeer over jouw kant van het verhaal. Dus allereerst, wie is Erik zonder Blijdorp of het onderwijs?
”Ik kijk graag naar Feyenoord, ik ben een voetbalfan. Ik ben een Rolling Stones-fan, die vind ik echt geweldig. Ik speelde zelf veel gitaar en ik heb ook in bands gespeeld en ik luister veel muziek. Ik vind het ook leuk om met mijn vrouw uit eten te gaan en te wandelen. Helemaal niet spectaculair, maar de gewone dingen in het leven.”
De dierentuin heeft je destijds benaderd omdat je bepaalde innovatieve concepten had doorgevoerd in het onderwijs, je bent niet zelf achter de baan aangegaan. Had je wel al de wens om in de Diergaarde te gaan werken?
”Nee, eerlijk gezegd niet. Ik heb het ook nooit zelf bedacht. Mijn opa en oma woonden hier aan de Stratensingel en ik kwam als kind al heel vaak hier, dus ik had altijd een soort fascinatie voor de dierentuin. En ik moet zeggen dat ik ook altijd naar een dierentuin ging als ik in het buitenland kwam. Ik vond het altijd wel fascinerend hoe dat in elkaar zat. Ik had nooit concreet de wens gehad om er te werken. Ik dacht altijd dat je dat alleen maar kan doen als je helemaal bezeten bent van dieren en ik dacht altijd dat de managers van dierentuinen ook altijd uit die wereld moesten komen en dat bleek eigenlijk aan het veranderen te zijn. Er zijn nu directeuren die niet uit die dierentuinwereld komen.”
Wat dacht je toen je hoorde dat je geselecteerd was?
”Ik dacht meteen: Blijdorp, gaaf! Al die beelden uit mijn jeugd kwamen terug. Het bleek dat de Raad van Toezicht op zoek was naar ‘het schaap met de vijf poten’, je moet een beetje overal verstand van hebben. Je moet affiniteit hebben met dieren, maar je moet ook verstand hebben van hoe een organisatie werkt en je moet na kunnen denken over concepten.”
Hoe beviel de kennismaking met je collega’s?
”Van begin af aan heb ik hier mensen ontmoet die zoveel passie hebben en zoveel betrokkenheid laten zien. Ik zou niemand kunnen opnoemen die hier de kantjes ervan afloopt. Het zijn heel veel mensen die zich drie slagen in de rondte werken voor de dierentuin. Dat is een hele mooie basis om mee aan de slag te gaan.”
”Er is natuurlijk ook een hele moeilijke tijd geweest. De gemeente heeft de subsidiekraan bijna dichtgedraaid: ooit was er 5,3 miljoen per jaar en nu is dat 0,8 miljoen per jaar. Ze moeten veel meer doen met veel minder mensen. Dat heb ik ook gevoeld toen ik ging meelopen.”
Zijn er specifieke momenten bij dat meelopen die indruk hebben gemaakt op je?
”Ja, heel veel! De kennismaking met Bokito natuurlijk en het schoonmaken in het gorillaverblijf, maar ook daarachter bij de neushoorns en dwergnijlpaarden. Ik moest meteen aan de bak. Heel vaak als je nieuw bent in een bedrijf, wordt je door de managers meegenomen. Toen heb ik gezegd dat ik het bedrijf heel graag wilde leren kennen, maar vooral leren kennen wat de medewerkers doen: ‘Ik wil een half uur de manager spreken, maar daarna wil ik gewoon doen wat jullie doen.’ Gewoon op de werkvloer, met m’n Blijdorpkleding aan. Zeg maar wat ik moet doen!”
”Er zijn heel veel momenten waarvan ik dacht: zo, dat is gaaf! Ik heb haaien gevoerd, wie maakt dat nou mee? Ik ben heel dichtbij de ijsberen geweest, meegemaakt hoe de voeten van de olifanten worden gepedicuurd en hoe ze af en toe met de hoge drukspuit worden afgespoten. Maar ook bij de logistieke dienst, bij de voerrondes, mocht ik met zo’n karretje rijden met vier aanhangers erachter. Dan krijg je vis ingeladen, heel veel takken en fruit – vond ik hartstikke leuk! Ik heb ook patat staan bakken in de restaurants, dan zie je eigenlijk hoe divers het bedrijf is en snap je ook dat het een geheel vormt.”
Op 1 augustus 2017 was het dan zover. Hoe heb je die dag ervaren?
”Normaal gesproken heb je in het onderwijs vrij lang vakantie, nu niet. Ik weet nog dat ik toen naar Griekenland ging. Ik kwam maandag laat terug, lag om 1 uur in bed en moest hier de volgende ochtend om 8 uur zijn. Op zo’n eerste dag worden alle bevoegdheden overgedragen en daarna ga je kennismaken met mensen, je moet het personeel toespreken, ‘hier ben ik’. Als directeur ging ik een rondje door de tuin maken. Die dag stond in het teken van een heleboel praatjes, een heleboel koffie, heel veel handjes geven en ’s avonds moe naar huis met een schorre keel.”
”De volgende dag, 2 augustus, ben ik al gelijk gaan meelopen. Ik had tijdens mijn speeches op de eerste dag gezegd dat als ze iets bijzonders te doen hadden, ze het maar moesten aangeven. Ik hoorde dat er de dag erna vissen uit Canada kwamen voor het Oceanium en toen zei ik: ‘Nou, dan kom ik morgen.”’
Het is nogal een overstap, van het onderwijs naar de dierentuin. Wat spreekt je eigenlijk zo aan in Blijdorp?
”Wat mij aanspreekt is dat, net als bij het onderwijs, mensen vanuit hun hart werken. Mensen willen vaak al van kinds af aan leraar worden. Dat is niet zo van: ‘Ik wil geld verdienen’, nee, ‘ik wil voor de klas en als ik daar ook nog geld mee verdien, is dat mooi’. Dat is hier precies hetzelfde. Ik heb hier veel mensen gesproken die als kind al zeiden dat ze hier wilden werken. Ik vind het mooi dat hier veel mensen met passie werken. Dat voelt goed. Je moet veel willen bereiken als dierentuin, maar het gaat niet om harde targets zoals bij commercie. Hier gaat het om iets anders.”
”Ik vind het ook mooi dat het zoveel verschillende activiteiten zijn. In het onderwijs was alles eigenlijk gericht op het lesgeven. Hier is het zo dat dieren en planten het belangrijkste zijn, maar er zit heel veel omheen. De werkzaamheden zijn allemaal zo verschillend, maar dienen hetzelfde doel, dat vind ik ook geweldig. Af en toe loop ik door de tuin heen en dan ga ik eens bij de technische dienst naar binnen, of even langs bij de entree of bij een restaurant of de dierenverzorgers. Dat is zo verschillend en het vormt toch één geheel. Dat vind ik heel erg mooi.”
Had je al bepaalde ideeën bij het directeurschap?
”Ik had wel bepaalde ideeën. Een directeur moet nadenken wat hij met de organisatie wil. Eigenlijk gaat het erom dat je een dienstbaar leider moet zijn. Het gaat mij als directeur er niet om dat ik zeg: ‘Ik wil dit en ik wil dat’, het gaat mij erom dat er heel veel mensen zijn met veel verstand van zaken hier. Hoe ga je zorgen dat zij hun werk goed kunnen doen? Daar is mijn werk op gericht. Dat hele proces is vaak heel ingewikkeld.”
”Daarnaast moet ik veel naar buiten. Wij hebben hier nogal wat uitdagingen op gebied van rijksmonumenten, dat kunnen wij niet allemaal zelf betalen. Dus ik moet de boer op gaan om met bedrijven, de gemeente en de provincie te praten.”
Hoe ziet een gemiddelde dag als directeur eruit?
”Ik ben hier om een uur of 8 ’s ochtends en dan loop ik eerst het dagprogramma door en dan ga ik even aan mijn e-mails werken. Ik ben niet echt een ochtendmens, er zijn mensen die om 8 uur strak beginnen met vergaderen, maar ik moet eerst even op gang komen, dus ik wil eerst een bak koffie hebben. Dan heb ik meestal om 9 uur mijn eerste afspraak en dan hangt het er maar net vanaf wat het precies is. Meestal heb ik daarna één of twee vergaderingen over van alles en nog wat en dan neem ik weer een bak koffie en ga ik verder met de volgende vergaderingen. Goh, dat klinkt saai als ik dat zo achter elkaar zeg! Soms ga ik ook even de tuin in, één of twee keer in de week trek ik echt de tijd ervoor uit om een rondje te maken, om te kijken hoe het overal gaat. Ik loop één dag in de maand op afdelingen mee, zo krijg ik een idee wat er speelt en het is hartstikke leuk. De meeste tijd moet ik gewoon overleggen en ’s avonds vaak presentaties geven.”
Heb je een favoriete gedeelte in de Diergaarde?
”Ze vragen mij ook heel vaak of ik een lievelingsdier heb en het eerlijke antwoord is nee. Ze zijn allemaal zo verschillend en ik ben ze nu nog echt aan het ontdekken. Ik heb nu ook nog geen favoriete gebied. Ik vind wel dat Azië het meest is gelukt als continent. Als je daar loopt heb je echt het idee dat het bij elkaar hoort. Voor de andere continenten is het nog wel een uitdaging om daar meer eenheid in te krijgen.”
Wat vind je de belangrijkste bijdrage die je kan leveren aan de Diergaarde?
”In de dierentuinwereld moet je natuurlijk gaan nadenken over het dierentuinconcept van de toekomst. Dat is die grote glazen bol waar iedereen in kijkt. Waar moeten we over 10-15 jaar zijn? Die acquisitie moet gaan plaatsvinden hier. Dat is niet iets dat je op een middag ergens bedenkt en daar schrijf je dan een stukje over en dat is het dan. Nee, dat is iets dat we met z’n allen moeten voelen hier. Daar moeten wij doelen bij gaan stellen. Daarom zijn we begonnen aan het Masterplan 2030, een allesomvattend plan dat ons de komende jaren richting en houvast geeft. En de organisatie moet gewoon geleid worden met zicht op de hele organisatie, niet alleen met de focus op de dieren maar ook lettend op de horeca, entree, marketing, communicatie, technische dienst, noem maar op. We hebben zoveel afdelingen hier, die moeten allemaal met elkaar in verbinding staan.”
Zijn er al veel toekomstplannen gemaakt?
”Jazeker, die zijn we nu ook aan het ophalen. Over de Rivièrahal bijvoorbeeld. Dat wordt een belangrijk speerpunt de komende tijd, maar er is nog geen geld voor al die plannen. Toevallig heb ik vanmorgen net een rondje monumenten gelopen met de projectleider. We hebben 21 rijksmonumenten, de Rivièrahal is de grootste en daarna komt bijvoorbeeld de Takinrots. Ik herken de rots nog uit mijn jeugd, daar stond ik te kijken en dacht ik: wow, dat is groot! Dat staat nu achter een muurtje, daar moeten we een keer iets voor gaan bedenken.”
”Daarnaast zijn er natuurlijk 100 dingen die nu moeten. Het is constant een afweging maken tussen zaken die niet per se nu moeten, maar wel een keer moeten, zoals die rots of de Rivièrahal, en dat achterstallige onderhoud. Je moet door blijven ontwikkelen als dierentuin, je kan je niet alleen maar richten op dat onderhoud, want als je daar al je energie op richt, is dat niet iets wat de bezoeker meteen ziet. Die bezoeker wil natuurlijk ook constant nieuwe dingen.”
In het verleden liet je weten dat Blijdorp op zoek zou gaan naar sponsoren voor restauraties als die van de Rivièrahal. Heeft dat al iets opgeleverd?
”Niet concreet in euro’s, maar wel zijn veel bedrijven en ook de gemeente aan het nadenken over hoe ze Blijdorp kunnen helpen. Die zeggen: ‘We lezen overal dat jullie een behoorlijke uitdaging hebben, dus we willen best helpen’. Ik denk dat we met goede plannen moeten komen om die bedrijven erachter te krijgen. De gemeente heb ik ook aangesproken. Die subsidiekraan is dichtgegaan en ik vind ook eerlijk gezegd dat je zelf je broek moet kunnen ophouden wat de dagelijkse bedrijfsvoering betreft, maar die 21 monumenten zijn wel rijksmonumenten en dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Volgens mij is de dierentuin iets van ons allemaal.”
Hoe ziet Blijdorp er over 10 jaar uit?
”Als het aan mij ligt, blijven we inzetten op duurzaamheid en innovatie en op verblijven die zo zijn ingericht dat dieren zoveel mogelijk hun natuurlijke gedrag kunnen gaan vertonen. Ik denk ook dat je erg moet bijblijven, als je ziet hoe snel het is gegaan met Taman Indah bijvoorbeeld. Taman Indah was, toen het gebouwd werd, state of the art, de hele wereld keek ernaar. Nu moesten we concluderen dat het nog net goed is 20 jaar later – zo snel gaat het. Je moet heel scherp blijven in de ontwikkeling. Ik hoop dat we tegen die tijd knooppunten zoals de Rivièrahal hebben opgelost en daar geloof ik ook echt in. Als je een goed doordacht plan hebt, goed doortimmerd qua financiën, dan gaan daar mensen achter staan. Dat is echt mijn stelling: inhoud wint altijd.”
Heb je tot slot nog een boodschap voor de Blijdorpfans?
”Eigenlijk horen zij misschien iets te weinig dat wij ontzettend blij zijn met die fans. Zonder fans ook geen Blijdorp. Er zijn zoveel mensen die Blijdorp een warm hart toedragen. Jullie zijn een leuke club, maar er zijn nog meer leuke clubs natuurlijk en daar moet je een beetje zuinig op zijn. Af en toe moet je ook simpelweg zeggen dat je blij bent met elkaar, dat doe je in een relatie ook. Blijdorpfans zijn uiteindelijk ook de beste ambassadeurs. Die boodschap zou ik willen geven.”
Wat een geweldig interview bedankt !! Groet Lucienne de Gier