We reizen zuidwaarts door China, van het kille Amoergebied naar de tropische regenwouden van Zuidoost-Azië. Azië herbergt meer dan de helft van de wereldbevolking en dit continent voorziet tevens in de vraag naar voedsel en koopwaar van velen elders. De natuur heeft te lijden hieronder: in Indo-Birma, Malakka en op de Indische Archipel resteert nog geen 25% van de oorspronkelijke biodiversiteit. Dierentuinen en fokprogramma’s spelen een essentiële rol bij het behoud van sterk bedreigde dieren en planten uit deze regio. Als de omstandigheden overzees verbeteren, kunnen zij wellicht terugkeren naar het continent dat ook hun thuis is.
Het moderne tijdperk van dierentuinen begon in de jaren ’90, toen natuurbehoud en dierenwelzijn voor het eerst échte prioriteiten werden. Diergaarde Blijdorp had grootse plannen op die terreinen, zoals verankerd in het Masterplan. Met de opening van de Chinese Tuin in 1990, een voorproefje van de nieuwe biotopenvisie, wist de Diergaarde het vertrouwen van de Gemeente te winnen en met hun financiële ondersteuning werd in 1996 begonnen aan de stapsgewijze bouw van de Maleise Bosrand. Tegenwoordig zijn deze twee biotopen niet weg te denken uit het Aziatische themagebied van Blijdorp en bieden ze onderdak aan een breed scala aan zeldzame soorten.
Lege regenwouden?
Glurend vanuit de ijzige Amoer kan je de allereerste inwoner van de Maleise Bosrand al spotten: het Visaya-wrattenzwijn. Varkens zullen allicht nooit als elegant gezien worden, maar deze soort is allesbehalve lomp. De mannetjes doen in het voorjaar nota bene extra hun best om de dames te charmeren met een flink assortiment merkwaardige haarstijlen! Hanenkam, pompadoer of een soort slordig bloempotkapsel, de heren doen alles om aantrekkelijk gevonden te worden: het Visaya-wrattenzwijn is de enige varkenssoort met zo’n haardos. Het is tevens het meest bedreigde zwijn ter wereld. Hun naam ontlenen ze aan de Visaya-archipel in de Filipijnen. Eens kwamen ze voor op zes eilanden hier, maar door grootschalige ontbossing zijn ze teruggedrongen tot wat restantjes bos op de eilanden Panay en Negros. Ze zijn zo zeldzaam geworden dat de eerste foto van een wild Visaya-wrattenzwijn pas in 2012 werd gemaakt met een cameraval. Naar hun populatiegrootte kan slechts gegist worden. Toch gloort er hoop: langzaam maar zeker groeien de natuurreservaten en het Westerse fokprogramma verloopt voorspoedig.
Naast de wrattenzwijnen treffen we een volière. Het houden van zangvogelcompetities is een eeuwenoude traditie in Zuidoost-Azië. Vogels worden daarbij gevangen, in kooitjes geplaatst en door een jury beoordeeld op hun zang. Vroeger was de impact hiervan klein, maar nu staan veel soorten al onder druk door ontbossing én de schaal van deze handel neemt toe door de regionale bevolkings- en welvaartstoename. De Sumatraanse gaailijster uit Indonesië is één van de soorten die eronder gebukt gaat: sinds 2016 staan ze als bedreigd op de Rode Lijst. Van de Vietnamfazant zijn al meer dan twintig jaar geen levende individuen in het wild waargenomen. Het Europese fokprogramma voor deze soort is hun voornaamste hoop.
Dit verblijf is een van de twee volières die de entree van het Aziëhuis flankeren. De ander biedt onderdak aan een paartje Bengaalse oehoes. Deze nauwe verwanten van de grotere Europese oehoe zijn, zoals hun oranje ogen beamen, voornamelijk rond zonsopkomst en zonsondergang actief. In de gematigde bossen van het Indiase subcontinent besteden ze de dag grotendeels op de schaduwrijke bosbodem of onder rotsformaties. Dat zijn ook de locaties waar ze veelal hun nesten bouwen. Hoewel ze zich uitsluitend voeden met kleine prooidieren zoals knaagdieren, roelroels en duiven, staan ze bekend als fanatieke ouders die zonder aarzeling mensen wegjagen van hun kroost.
Menigeen zal direct naar binnen gaan bij het Aziëhuis, maar je kan er ook voor kiezen om eerst een bezoekje te brengen aan het zogeheten ‘Longhouse’. Via een vlonder nader je de boomkruinen, totdat je aankomt bij een huis dat op Borneo op authentieke wijze gebouwd is, alvorens het naar Rotterdam werd verscheept. Om met overstromingen door moessonregens om te gaan, worden huizen in de tropen soms op palen gebouwd. Het Longhouse is tegenwoordig in gebruik als educatiecentrum. In de volière naast het Longhouse leeft een aantal Balispreeuwen, luide vogels met een wit verenkleed en blauwe oogleden. De laatste populatie van deze kritiek bedreigde soort schommelt al decennialang rond enkele tientallen dieren. Regelmatige herintroducties van individuen uit gevangenschap spelen een essentiële rol bij het stutten van de aantallen, gezien er nog altijd sprake is van illegale vangst. De eveneens aanwezige geelkeelgaailijster uit Zuidoost-China is ook kritiek bedreigd. Ze zijn iets talrijker dan de Balispreeuw, maar tegelijkertijd worden ze ook minder goed beschermd. Te zien is ook de Palawan-pauwfazant, uit de Filipijnen. Zij liggen vooral onder druk door habitatvernietiging.
-> Let op: het Longhouse is in verband met de COVID-19-pandemie gesloten.
Foto: Egon Zitter (BB-Facebook)
Koud bloed uit warme landen: Rumah Asia
Het Aziëhuis, soms vertaald naar Rumah Asia, begon zijn leven in ’97 als stalgebouw – maar ja, meestal stonden zij gewoon buiten en dan stond het gebouw leeg. Daar is dankzij de vereniging Vrienden van Blijdorp verandering in gekomen! Dankzij een donatie van een ton kreeg, anno 2012, een aantal koudbloedigen een plekje in het hart van de Maleise Bosrand. Bij binnenkomst is het eerste verblijf dat je treft aan je rechterhand overigens dat van een zoogdier: de Belangers toepaja. Deze bijzondere beestjes zijn interessant voor de wetenschap, want vermoedelijk vormen ze de evolutionaire schakel tussen knaagdieren en de eerste primaten. Ze lijken nog het meest op een eekhoorn, waarvoor tupai het Maleise woord is. Hun ogen en hersenen lijken daarentegen meer op die van halfapen. Het is een behendige omnivoor, die voornamelijk insecten en vruchten eet. Ze leven van nature in kleine familiegroepjes in een groot deel van het Zuidoost-Aziatische vasteland.
Schuin tegenover de toepaja’s leeft een gevreesd dier: de Thaise cobra. Het hart van hun natuurlijke leefgebied is gesitueerd in Thailand en zuidelijk Indochina, waar ze schuilgaan op de vochtige bosbodem en in rijstvelden. Zoals kenmerkend is voor cobra’s, kunnen deze dieren hun nekwervels gebruiken om de huid rond hun hals uit te zetten. Het is een teken van nervositeit en heeft als doel om groter en meer intimiderend te lijken. Enig ontzag is ook op zijn plaats, want bij hun giftige beet worden neurotoxines overgebracht: stoffen waardoor zenuwcellen geen signalen meer kunnen doorgeven. Sterker nog, in Thailand is er geen enkele slangensoort die meer levens eist ieder jaar. Interessant genoeg heeft veldwerk bevonden dat er binnen de soort verschillen bestaan in hoe gevaarlijk deze cobra precies is. Zo bestaan er significante verschillen in de exacte samenstelling van dat gif van plek tot plek en kunnen dieren uit sommige populaties ook gif spuwen.
De overbuur van de cobra is eveneens een geducht roofdier: de Komodovaraan. In de loop der jaren zijn vele mythes en legendes over ’s werelds grootste reptiel ontstaan, maar geen zo hardnekkig als die over zijn speeksel. Dat zou zó bomvol bacteriën van rottend vlees zitten, dat de beet van het dier tot een langzame maar zekere dood zou leiden. Waarschijnlijk is deze reputatie het gevolg van onderzoek uit de jaren ’80, toen werd geobserveerd dat aangevallen waterbuffels weliswaar wisten weg te hinken, maar na enkele dagen alsnog aan een ontsteking zouden sterven. Niets is echter minder waar: uit recent onderzoek is gebleken dat er helemaal geen gevaarlijke bacteriën in hun mond zitten, maar dat Komodovaranen domweg over gifklieren beschikken! Herten en zwijnen, hun natuurlijke kostje, bloeden meestal binnen een paar uur dood door de stollingsremmende werking van dat gif. Waterbuffels zijn echter grotere prooidieren en overleven de beet meestal en vluchten vervolgens instinctief naar het water. In hun natuurlijke leefgebied is dat wellicht een succesvolle strategie, maar niet op Komodo – een eiland waar buffels door de mens geïntroduceerd zijn. Hier zijn poeltjes, in verhouding tot de hoeveelheid buffels, schaars en vaak gevuld met koeienvlaaien. Het weken van vleeswonden in dit ‘openluchtriool’ is wat gebeten waterbuffels de nek omdraait…
De volgende ruit langs de ‘buitenbocht’ geeft ons een inkijkje in het nachtverblijf van de baardaap – over deze dieren later meer. Het laatste verblijf aan deze kant van het Aziëhuis is tijdens bezoekersuren gehuld in het duister. Het omgekeerde dagritme vergroot je kans om de inwoners te spotten, want Diergaarde Blijdorp huisvest hier twee nachtactieve zoogdieren die allebei slechts in een handjevol Europese dierentuinen te zien zijn. Tussen de struiken ritselen de Balabac kantjils. Deze Filipijnse hoefdieren worden wel dwerghertjes genoemd. Het eerste deel van die naam verwijst naar hun schofthoogte van nog geen 20 centimeter, maar de term ‘hert’ is misleidend. De kantjils zijn in feite een unieke familie die al tientallen miljoenen jaren onveranderd in dichte bossen rondstappen. De ‘echte’ herten zijn nauwer verwant met giraffen en schapen dan met kantjils! Door hun schuwe aard is er nog niet veel bekend over hen, maar naarmate de laatste bossen op Balabac en Bugsuk kleiner en kleiner worden, moeten ze steeds meer moeite doen om te overleven.
Ook bovenin de begroeiing kan activiteit waargenomen worden. Dit is het domein van de noordelijke slanke lori: een nachtactieve halfaap uit Sri Lanka. Overdag slapen ze in kleine familiegroepjes in boomholtes en ze zijn tot complexe communicatie in staat, middels geluid, geur en visuele uitingen. ’s Nachts gaan ze op eigen gelegenheid op pad met behulp van hun grote ogen. Deze omnivoren lijken het vrij goed te doen in de nabijheid van kleinschalige boerderijen en dorpen, waar ze profiteren van de insecten die afkomen op het vee. Nu de groene ‘buffers’ tussen weilanden steeds vaker gekapt worden, steden en autowegen zich uitbreiden en deze primaten steeds gewilder worden als huisdier door ‘schattige’ internetfilmpjes, is hun voortbestaan onzekerder dan ooit tevoren.
Foto: Rob van Eijk (BB-Facebook)
Op de hoek van de ‘binnenbocht’ vinden we het altaar van de bekerplanten. Vleesetende planten, zoals deze bekerplanten, zijn fascinerend. Vergis je niet, fotosynthese is nog steeds hun bron van energie. Ze leven echter in gebieden maar waar weinig stikstofverbindingen in de grond zitten en dáár zijn ze op uit. Normaal nemen planten die stikstofverbindingen op via hun wortels en zo komen ze, via ons dieet, ook in dieren terecht. Planten kunnen bepaalde voedingsstoffen echter ook in kleine hoeveelheden absorberen als ‘bladvoeding’ en dat is waar vleesetende planten zich in specialiseren. In sommige regio’s bestaan bekerplanten die simpelweg semi-opgerolde bladeren hebben, die regenwater vasthouden en zo onoplettende insecten verdrinken. In andere regio’s heb je ‘bekerplanten-de-luxe’, die actief prooidieren lokken door nectar uit te scheiden, of hun schimmelafweer opkrikken om zo de pantsers van kevers te kunnen oplossen. Andere strategieën die in de loop der evolutie ontstaan zijn, zijn die van de venusvliegenvanger en de Oer-Hollandse zonnedauw. Helaas liggen stikstofarme milieus onder vuur door de intensieve veeteelt. Steeds vaker raken vleesetende planten overwoekerd door ‘normale’ flora.
De relatie tussen planten en insecten is overigens niet louter vijandig. Mieren hebben zich verspreid tot vrijwel iedere uithoek van de planeet en als je alle mieren ter wereld op de weegschaal zou zetten, zouden ze zwaarder zijn dan alle gewervelden samen! Planten maken handig gebruik van deze alom aanwezige kriebelbeestjes door bijvoorbeeld geurige nectar uit te scheiden wanneer rupsen of luizen de bladeren teisteren. De mieren weten de nectar binnen mum van tijd te vinden en voeren ook gelijk de belagers af. In de loop der evolutie hebben verschillende planten van deze samenwerking een heus pact gemaakt: zogenaamde ‘mierenplanten’ bieden onderdak aan voltallige mierenkolonies in hun holle stammen, dorens of zelfs bladeren. De mieren patrouilleren dag en nacht op en rondom de plant. Het vele afval van de kolonie, afkomstig van het voedsel dat de naarstige onderhuurders van heinde en verre aanleveren, komt de gastheer uiteindelijk ook ten goede. In Blijdorp is de Aziatische reuzenmier te bewonderen, in een mutualistische symbiose met de Papoeaanse doolhofplant.
Ook andere vormen van plantendiversiteit worden belicht hier. Zo is er een klein hoekje gereserveerd voor verschillende Aziatische varens. Voorafgaand aan de evolutie van de zaadplanten, 400 miljoen jaar terug, waren dit de meest algemene planten op de planeet. Varens zitten ‘complexer’ in elkaar dan mossen, gezien ze gespecialiseerde transportvaten hebben. Varens werken echter wel, net als mos, met ‘alternerende generaties’. De individuen met de typerende vederachtige bladeren produceren taaie sporen die slechts één set DNA bevatten. Die sporen ontkiemen vervolgens tot een microscopisch plantje, de ‘prothallus’-generatie. Dit individu vormt vervolgens mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen. Na bevruchting groeien die uit tot de ‘sporofyt’-generatie van de varen, die twéé complete sets DNA bevat en grote, markante bladeren heeft. Vervolgens begint de cyclus weer opnieuw.
Foto (boven): @jimena2020 (pxhere.com). Sporofyt-generatie. Foto (onder): Deegan & Deegan (biomaker.org). Prothallus-generatie. Niet op dezelfde schaal.
Op het randje
Wanneer we het Aziëhuis verlaten, komen we niet alleen nogmaals de Visaya-wrattenzwijnen tegen, maar maken we al snel kennis met een van zijn lotgenoten: het Prins-Alfredhert. Net als de zwijnen waren ze eens volop aanwezig op de Visaya-Eilanden, maar heden ten dage resteert maar zo’n 2% van hun habitat. Dit ernstig gefragmenteerde leefgebied, geheel gesitueerd op Panay en Negros, komt grofweg overeen met het verspreidingsgebied van de wrattenzwijnen. Deze bossen hebben grotendeels aan houtkap weten te ontsnappen doordat de bergflanken te steil zijn om gemakkelijk te werk te gaan. Met naar schatting enkele honderden dieren in het wild en nog eens een krappe honderd in gevangenschap, zijn het de zeldzaamste herten . Toen Blijdorp in 1999 de eerste Prins-Alfredherten ontving, werd er dan ook een heus verdrag met de overheid van de Filipijnen ondertekend. Ook heeft de Diergaarde door de jaren heen flinke donaties gedaan aan lokale fokcentra.
Het stroompje dat het verblijf van de herten in tweeën deelt, stroomt onder een brug door en creëert een habitat voor een kleine katachtige: de vissende kat. Qua formaat en zelfs qua vachtpatroon doen ze je wellicht denken aan de geliefde huiskatten, maar in tegenstelling tot hen zijn vissende katten helemaal niet vies van een zwempartij. Vanaf de kade pakken ze vissen uit het water en indien nodig duiken ze erachter aan. Ze zijn in staat om flinke afstanden zwemmend af te leggen. Vissende katten zijn in hun element in drassige gebieden met langzaam stromend water, zoals moerassen en hoefijzermeren. Jammer genoeg zijn dit vaak ook gebieden die het zwaar te verduren hebben onder menselijke activiteit, wat ervoor heeft gezorgd dat het leefgebied van de vissende katten enorm gefragmenteerd is. Geïsoleerde populaties zijn bekend van Pakistan tot Cambodja, met het laaggelegen kustgebied Bengalen als voornaamste bolwerk. De vissende kat is dan ook een bedreigde diersoort.
Foto: Anneke Hoek-van Dijk (BB-Facebook)
Feng Shui in de Chinese Tuin
De Chinese Sfeertuin is een biotoop van het eerste uur. Ter gelegenheid van het 650-jarige bestaan van Rotterdam schonk haar zusterstad, Shanghai, twee oosterse huisjes, die tegenwoordig samen met enkele traditionele poortjes, bruggetjes en lantarens ervoor zorgen dat men zich hier daadwerkelijk in een Aziatische droomwereld waant. Met name in het voorjaar komt de Chinese Tuin tot leven, een waar feest aan geuren en kleuren, maar ook in het najaar zorgen vele gele en rode tinten voor een prachttafreel. De grote wilgenboom op het eilandje in de door karpers bewoonde waterpartij maakt het plaatje helemaal af. De Chinese Tuin is de enige biotoop in het park waar dieren een ondergeschikte rol spelen ten opzichte van de planten, daar ze slechts sporadisch aanwezig zijn.
Foto: Elizabeth de Groot (BB-Facebook)
De meest talrijke inwoners van de Chinese Tuin genieten een nogal rustige locatie: logisch, want ze zijn niet te bereiken vanaf de hoofdroute! Als je een bezoek wil brengen aan de François’ langoeren, in minder dan tien Europese dierentuinen te bewonderen, moet je bij het begin van je reis door Azië niet direct naar rechts gaan om polshoogte te nemen bij de Amoerpanters, maar moet je links aanhouden. François’ langoeren staan bekend als kieskeurige eters, die hoofdzakelijk van een tiental plantensoorten leven, die meestal ook nog eens erg zeldzaam zijn. Mede daarom had slechts één dierentuin tevergeefs gedurfd zijn vingers aan de soort te branden (Duisburg, 1966-’67) voordat Blijdorp een poging waagde. De oorsprong van de Blijdorp-groep ligt in een dierenruil met de dierentuin van Shanghai in 1992, toen onder andere een groepje gorilla’s naar China verhuisde in ruil voor een aantal zeldzame, exotische soorten, een partnerschap waar tegenwoordig slechts twee dieren in de dierentuin aan herinneren, waaronder deze apen. De Hollandse kost viel in de smaak en in ’97 kwam het eerste jonkie ter wereld, het begin van een succesverhaal dat tot op heden doorzet. Gelukkig maar, want hun wilde populatie wordt op minder dan 2.000 dieren geschat. De knaloranje vacht van de kleintjes steekt scherp af tegen de zwarte vacht van de volwassen dieren, iets waarbij meerdere theorieën zijn bedacht. Zo zouden de kleintjes gemakkelijker in de gaten gehouden kunnen worden, zou het groepsleden prikkelen om een verzorgende rol op zich te nemen of zouden lokale roofdieren de kleur oranje niet van groen kunnen onderscheiden.
Foto: Ilona van Bakkum (BB-Facebook)
Grenzend aan het Huisje van de Dichters vinden we een paar geliefde inwoners van de Diergaarde: de Euraziatische otters. Altijd zijn ze druk in de weer, zowel in het water als op het droge. Dit is dezelfde ottersoort die sinds kort weer in Nederland voorkomt, nadat in 2002 met herintroducties een einde werd gemaakt aan meer dan twintig jaar afwezigheid in ons kikkerlandje. Aanvankelijk waren ze geconcentreerd in Nationaal Park De Weerribben in Overijssel, grenzend aan de Noordoostpolder, maar sindsdien hebben ze hun weg weten te vinden naar de rest van noordelijk Nederland, de Flevopolder en zelfs wateren nabij Gouda. Zo nu en dan steken Duitse otters te grens over, wat zo verder bijdraagt aan het herstel van de soort. Er is genoeg ruimte voor de otterpopulatie om te blijven groeien, want de waterrijke Biesbosch blijft dusver nog onbezet. De otter stierf in Nederland uit door versnippering van zijn leefgebied, verkeer, visfuiken en milieuverontreiniging: problemen die tegenwoordig deels aangepakt zijn, wat zich uit in ecoducten, veilige oversteekpunten, ottervriendelijke visserij en schonere rivieren. Toch vormen de meer dan acht miljoen auto’s in Nederland een geduchte vijand bij zijn gestage opmars.
Aan de rand van de Chinese Tuin komen we langs het Auricula Theater, waar jaarrond primula’s in volle bloei staan. Diergaarde Blijdorp beheert de Nationale Plantencollectie van deze kleurrijke bloemetjes! De noordoostelijke hoek van de Chinese Tuin wordt gemarkeerd door Liesje, een van de weinige beelden uit het oorspronkelijke ontwerp van de Diergaarde die resteert. Ze flankeert een grasrijk verblijf waar het tweede Chinese huisje op uitkijkt: dat van de kuifhertjes, de andere soort wiens aanwezigheid in Rotterdam voortkwam uit de dierenruil met Shanghai. Onder de haarpluk op hun hoofd, waar ze hun naam aan danken, zit een klein gewei verstopt. Opvallender zijn de slagtandjes van enkele centimeters lang bij de mannetjes, die uit hun bovenkaak naar beneden groeien. In ’95 werd Blijdorp de geboortegrond van het eerste kuifhertje dat in Europa verwekt was en twintig jaar later nam de Diergaarde de taak van stamboekhouder van deze mooie dieren op zich.
Een lach en een traan
Om de hoofdroute te volgen, dien je vanaf de Chinese Tuin door te reizen naar het Aziatische Moeras voordat je je bezoek brengt aan de laatste paar inwoners van de Maleise Bosrand. Na het klaphekje heb je zicht op een flink eiland: hier zijn de baardapen de baas.
Met zijn typerende bakkebaarden is het een charmante diersoort, die bij uitstek gebaat is bij het oprichten van natuurreservaten. Ze hebben namelijk een sterke voorkeur voor bossen waar geen menselijke activiteit is, waar ze in alle rust veel tijd foeragerend kunnen doorbrengen in de boomtoppen. Overigens is dat niet de reden dat ze een bedreigde diersoort zijn, want indien nodig kunnen ze hun dieet uitbreiden. De baardaap was het gezicht van een verhit debat in de jaren ’70 in India, toen de overheid bekend maakte dat een van zijn voornaamste leefgebieden, de Silent Valley, onder water gezet zou worden om een stuwmeer te creëren. Lokale organisaties en internationale stichtingen wisten uiteindelijk het plan tegen te houden, wat resulteerde in het oprichten van een Nationaal Park in 1985. Als onderdeel van de West-Ghats bergketen, een van de plekken met de hoogste biodiversiteit ter wereld, is het in 2012 door UNESCO uitgeroepen tot Werelderfgoed.
Langs het pad vinden we een kooiconstructie, die het thuis is van drie diersoorten. De pruimkopparkieten zijn echte luchtacrobaten met een voorliefde voor fruit en bloesem. Hun hoofd vertoont, zo benadrukt zijn naam, enige visuele overeenkomst met zijn dieet: het is knalpaars, bij de mannetjes nog wat feller dan bij vrouwtjes. Net als de baardapen van zo-even zijn ze afkomstig uit India. Ze zijn nauw verwant aan de halsbandparkiet, die tegenwoordig in groten getale voorkomt in de Randstad. Ze wisten Nederland te bereiken via de huisdierenhandel. De onderhuurders van de pruimkopparkieten, de rijstvogels, hebben een soortgelijk verhaal. Ze hebben meerdere gebieden buiten hun natuurlijke habitat gekoloniseerd door menselijk toedoen. Thuis, op Java en Bali, zijn ze echter aan het verdwijnen door boskap en vangst en daarom staan ze als bedreigd op de Rode Lijst. Blijdorper Bende ‘adopteerde’ in 2020 een rijstvogel in de Overijsselse dierentuin Taman Indonesia. Ook scharrelen er enkele roelroels rond. Deze fazantachtigen uit Borneo, Sumatra en Malakka vertonen een extreme vorm van seksuele dimorfie: de vrouwtjes zijn groen met bruine vleugels, terwijl de mannetjes glinsterend zwart zijn met een rode kuif.
Bij het laatste verblijf van de Maleise Bosrand vangen we weer een blik op van een bouwwerk dat we eerder hebben aangedaan: het Longhouse. Op het weidse grasland nabij het huis op palen vinden we een zeldzame wilde rundersoort: de banteng. Eens hadden ze vrij spel van het zuidelijkste puntje van China tot aan de eilanden Bali en Borneo, die ze wisten te bereiken toen de zeespiegel lager was tijdens de laatste ijstijd. Tegenwoordig zijn de voornaamste kuddes teruggedrongen tot Cambodja en Java, met splintergroepjes in de rest van Zuidoost-Azië. Geen enkele populatie telt meer dan vijfhonderd dieren en de meeste groepen halen überhaupt de vijftig niet. De boosdoeners zijn habitatvernietiging en kruisingen met gedomesticeerd vee. De bantengs delen hun onderkomen met de Indische antilope. Net als bij de bantengs zijn de mannetjes gemakkelijk te onderscheiden van de vrouwtjes, doordat hun vacht zwart kleurt en die van de vrouwtjes een stuk lichter is. Als je geluk hebt, ben je bij een dagje Blijdorp getuige van hun bewonderenswaardige sprongen die ze veelal tijdens het rennen maken.
Tegen de tijd dat Westerse ontdekkingsreizigers al vele excursies naar de dichtbegroeide laaglanden hadden gemaakt, resteerde er nog één obstakel. Wie zou de eerste mens zijn om de hoogste bergpieken van de wereld te bereiken? Het Nepalees Berggebied is het resultaat van de krachtige botsing van de Indische en Euraziatische aardplaten en is tegenwoordig het centrum van Azië, met de onherbergzame steppes aan de noordzijde en de lappendeken aan savannes en bossen in het zuiden. Ga op reis naar het plafond van de planeet en de giganten die het herbergt: Taman Indah en de Himalaya!
Foto: Johanna Kok (BB-Facebook)
De foto van de François’ langoeren, die Ilona gemaakt heeft, heb ik nu als buroblad staan. Prachtig joh !
En nu ff verder lezen met koffie natuurlijk.
Oja, vrijdagavond was het weer genieten, heel veel dieren wareen gewoon nog op.
Ze wisten zeker dat het de laatste vrijdag avond van het jaar was,dat ze visite kregen en Radjik Doerak mocht ook opblijven.