Eurazië & Amoer!

Olifanten, giraffen, leeuwen, krokodillen: een groot deel van de klassieke publieksfavorieten komt uit de tropen of subtropen. Dat, terwijl er nog een heel andere wereld bestaat rond hogere breedtegraden! Net zoals de Sahel een levendige strook aan de rand van de Sahara is, kent de zuidrand van het dunbevolkte Siberië een relatief onontdekte schat aan biodiversiteit. De biotopen ‘Eurazië’ en ‘Amoer’ vormen voor de Diergaarde dan ook een buitenkansje om een fragment van een zelden belicht stukje Azië onder de aandacht te brengen. Noordoostelijk Azië is een wereld vol naald- en loofbossen: het kan hier in het najaar sterk vriezen. Overleven is dan ook geen makkelijke taak.

Deze twee themagebieden zijn vrij nederige biotopen voor Blijdorp-begrippen. Toch zit er een flinke geschiedenis achter: hoewel de flamingo’s er al langer zaten, betekende de heropening van het Flamingo-Strand in 1990 de aftrap van het Masterplan. Inmiddels zijn we drie decennia verder en nu staan deze dieren aan de wieg van het Masterplan 2030, met de realisatie van hun nieuwe, moderne volière in 2021. Deze minutieus vormgegeven vliegkooi is een geschenk van de vereniging Vrienden van Blijdorp, wat ook geldt voor het naburige verblijf van de Amoerpanters.

Foto: Leo Brentjes (BB-Facebook)

Eurazië: op hoge poten

Vlamkleurig: de naam ‘flamingo’ beaamt dat dat de eerste gedachte was die een Spanjaard eeuwen geleden had toen hij deze langpotige vogel bewonderde. Wadend op één been worden ze ook nu nog dagelijks bewonderd door velen. Zo statisch ogen ze wellicht klungelig, maar onder hun zachtroze verenkleed gaat een perfect aangepaste diersoort schuil. Op zoek naar eten hoeven ze slechts tot hun enkels in het water staan en langere afstanden overbruggen ze moeiteloos. De grote flamingo is een waar succesverhaal: van nature komen ze voor op het Indiase subcontinent, in het Midden-Oosten, kustregio’s van Afrika, rondom de Kaspische Zee en zelfs in het Middellandse Zeegebied! Sterker nog, bij tijd en wijlen strijkt een verwilderde populatie uit Duitsland ook in Nederland neer. Het is een aangename afwisseling om te kunnen melden dat het aantal grote flamingo’s in het wild zelfs een beetje toeneemt. Het toekomstperspectief van deze sierlijke vogels is dan ook rooskleurig te noemen.

Foto: Inge de Vries (BB-Facebook)

Flamingo’s zijn echte groepsdieren. Dit heeft niet alleen te maken met het feit dat de keuze tussen geschikte nestlocaties niet bijster groot is, maar een flamingo zonder metgezellen is ook gewoon ontredderd. De ervaring leert dat er in gevangenschap amper voortplanting plaatsvindt bij kleine groepjes. In het wild volgt de constructie van hun typische modderhoopjes namelijk altijd op het uitvoeren van nagenoeg perfect gesynchroniseerde dansen: tientallen tot honderden dieren kunnen daaraan meedoen. Het stimuleert gelijktijdige voortplanting: als honderden kuikentjes gelijktijdig uitkomen, kan een roofdier nooit de gehele kolonie plunderen. Dat, en het werkt als een handig datingprogramma voor de vrijgezellen. Het is bekend dat er bij deze suikerspinnen-op-stelten niet alleen heterostellen gevormd worden, maar ook veel man-man en vrouw-vrouw koppels. Vaak fungeren zij als pleegouders voor weeskuikentjes, maar soms eigenen ze zich ook op een wat hardhandigere wijze eieren toe. Gebleken is dat kuikens met twee vaders een twee keer zo grote overlevingskans hebben. Over het fenomeen ‘liefde’ bij dieren bestaat veel discussie, maar vaststaat dat flamingo’s doorgaans jaren trouw blijven aan hun partner. Alhoewel, ’trouw’ – vreemdgaan is ook bij onze roze vrienden niet ongehoord.

Foto: Wilma van der Giessen Gemphoto Art (BB-Facebook). Flamingo’s gebruiken hun snavels om kleine diertjes te ‘filteren’.

De unieke lichaamsbouw van de flamingo is al eeuwen reden tot grote onzekerheid onder taxonomen. Alleen over hun verwantschap met futen lijkt geen twijfel mogelijk. Leuk feitje, hun gezamenlijke Latijnse naam Mirandornithes betekent iets in de trant van ‘wondervogels’. De clade van de futen en flamingo’s is meer dan vijftig miljoen jaar oud en stamt uit de naweeën van de grote meteorietinslag aan het einde van het Krijt. Vogels overleefden die massa-extinctie, maar de landbewonende dinosauriërs niet. In rap tempo namen vogels die lege ecologische rollen op zich en Mirandornithes is een van de negen grote vogelclades die toen geëvolueerd zijn. Net als bij de eenden en de ‘echte’ watervogels (Aequornithes) zijn de aanpassingen voor een aan het water gebonden levenswijze bij flamingo’s onafhankelijk ontstaan.

De flamingo’s hebben ook enkele eenden als onderhuurders. Veel aandacht krijgen ze niet, maar vergis je niet: veel huis-tuin-en-keuken-eenden gaan de laatste jaren sterk achteruit, júíst ook in Nederland. Denk daarbij aan de noordelijke pijlstaart, die hier amper meer broedt tegenwoordig. De wateren in de Lage Landen tellen steeds minder ongewervelde diertjes, die vooral voor kuikens belangrijk zijn. Wel zijn het Waddengebied en de Zeeuwse Delta nog prominente overwinteringslocaties voor de pijlstaarten uit Scandinavië en West-Siberië. Ook elders worstelen watervogels met de mens. De marmertalingen danken hun naam aan hun witte, grijze en bruine veren. Meer dan de helft van het oorspronkelijke nestgebied van deze moerasvogels, afkomstig uit het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten, is vernietigd in de vorige eeuw en ze staan als kwetsbaar op de Rode Lijst. De Baers witoogeend uit Oost-Azië wordt sinds 2012 zelfs als kritiek bedreigd gezien, hun totale populatie telt nog maar enkele honderden dieren. Voor deze trekvogels is een Europees fokprogramma op touw gezet. De boosdoeners zijn habitatvernietiging en toenemende jacht door mensen. Die problemen lijken vooral te spelen in hun broedgebied: de moerassen rondom de Amoerrivier.

Foto: Sabine Buchholz (BB-Facebook). Door één been in te trekken, blijven flamingo’s lekker warm op koele dagen.

Op expeditie naar het kille Amoergebied…

Foto: Inge de Vries (BB-Facebook)

Via de doorloopvolière van de flamingo’s arriveren we bij de oevers van de Amoer: een naam die niet veel bekendheid geniet in het Westen, maar een rivier die desalniettemin thuishoort in de top tien langste rivieren ter wereld. De Amoer demarkeert een significant deel van de Chinees-Russische grens en de omringende natuur vormt net zo goed de overgangszone tussen het kille Siberië en het warmere Chinese hartland. De natuur weerspiegelt dit: niet alleen is dit het leefgebied van rendieren en bruine beren, maar ook de Siberische tijger met zijn dikke vacht en de kritiek bedreigde Amoerpanter zijn hier te vinden.

Foto: Dinie Smit (BB-Facebook)

Van de negen ondersoorten van het luipaard is de Amoerpanter de meest noordelijke. Overigens ligt die indeling van het luipaard onder vuur: recent onderzoek duidt erop dat een van die ondersoorten, het Chinese luipaard, wellicht pas in de twintigste eeuw door menselijk toedoen gescheiden is geraakt van de Amoerpanter en dat het dus gepaster zou zijn om ze als één ondersoort te beschouwen. Op het eerste gezicht klinkt dat als een meevallertje, maar in feite wordt hun situatie er niet minder penibel van. De luipaardpopulatie in het Amoergebied heeft vooral te lijden gehad onder grootschalige (en helaas lucratieve) stroperij, maar hun secundaire plaaggeest, habitatvernietiging, is de reden dat ook de Chinese populatie in puin ligt. De Amoer-populatie bestaat heden ten dage uit minder dan 60 dieren; in China zijn er naar schatting ergens tussen de 100 en 500 luipaarden, verdeeld over een tiental flarden versnipperd bos. De IUCN adviseert om de Amoer-populatie en Chinese populatie – ondanks hun verwantschap – voorlopig apart te beheren, óók in gevangenschap.

Momenteel zijn er ongeveer 220 luipaarden uit het Amoergebied in dierentuinen wereldwijd die afstammen van in totaal 14 wilde dieren, maar ook honderden kilometers van huis ontsnapt de Amoer-populatie niet van de Chinese populatie. Doordat er in Europese dierentuinen weleens kruisingen hebben plaatsgevonden met Chinese panters, schommelt de raszuiverheid binnen het Europese fokprogramma rond de 90%. Daar komt ook nog eens bij dat er verschillende recessieve eigenschappen rondgaan bij luipaarden: als één van de ouders zo’n allel doorgeeft, is dat geen probleem, maar als beide ouders drager van het gen zijn, bestaat de kans dat de jongen blind of met een zwarte vacht ter wereld komen. De ervaring leert dat zulke welpen later minder snel geaccepteerd worden door soortgenoten. Het waarborgen van genetische diversiteit, raszuiverheid én gezondheid heeft dan ook nogal een slag om de arm.

Foto: Johanna Kok (BB-Facebook)

In ’93 bekostigden de Vrienden van Blijdorp een prachtig verblijf, dat speciaal voor de Amoerpanters ontworpen was. Een bewezen fokstel, Komeet en Kumura, ‘promoveerde’ van het Roofdieren-Gebouw en ook hier brachten ze enkele jonkies voort. Beide ouders verloren uiteindelijk jammerlijk het leven door schermutselingen met hun nageslacht. Enkele jaren later werd het perk geërfd door vrouwtje Nouschka en mannetje Bogan: laatstgenoemde was een directe afstammeling van wilde luipaarden uit Noord-Korea en derhalve een van de weinige écht raszuivere Amoerpanters in Europa. Hun kennismakingen verliepen dusdanig tumultueus dat KI (kunstmatige inseminatie) al snel de enige hoop op welpjes bleek te zijn. Nadat de eerste poging resulteerde in het sterven van de jongen bij de bevalling, leidde een tweede poging tot medische complicaties die Nouschka in 2004 fataal werden.

Foto: Patty Kloosterman (BB-Facebook)

Nadat de aankomst van een broer en zus in 2006 resulteerde in een onverwachtse dodelijke vechtpartij tussen die twee, werd Bogan gekoppeld aan ene Cleopatra. Ook die poging tot KI eindigde in 2013 echter met dodelijke medische complicaties en het overlijden van Bogan datzelfde jaar betekende dat de Diergaarde weer terug bij af was. Aangename afwisseling: het matchen van nieuwkomers Cema en Vatne leidde zowaar tot een relatief commotieloze zwangerschap! Helaas kwamen de welpjes dood ter wereld. Dit nestje bewees eveneens dat beide dieren (zoals eerder uitgelegd) dragers waren van het gen voor de zwarte vachtkleur, wat betekende dat de EEP-coördinator in Londen opnieuw mocht gaan puzzelen… Momenteel is Vatne gekoppeld aan Kitan, een mannetje dat elders al eens jongen heeft verwekt. Hij is geen drager van het melanisme-gen: hopelijk wordt de vloek dus binnenkort doorbroken, want het zijn spannende dagen voor het fokprogramma…

Afbeelding: verspreidingsgebied luipaard. Blauw: Amoer-rivier. Beige: oorspronkelijk. Paars: Chinese populatie. Rood: Chasanski (Amoer-populatie). Oranje: Noord-Korea. Geel: Lazovski.

Momenteel is de panterpopulatie in het Amoergebied teruggedrongen tot het Chasanski-district, het meest zuidoostelijke puntje van Rusland. Van tijd tot tijd worden er ook Amoerpanters gespot aan de andere kant van de grens met China. Hoe het in Korea met de soort gaat, is onduidelijk: in Zuid-Korea zijn ze uitgeroeid, maar het chronisch paranoïde Noord-Korea leent zich niet voor wetenschappelijke expedities. Wel zijn er luipaarden gespot in het verlaten niemandsland tussen de twee aartsvijanden in en vermoedelijk dwalen er wel enkele Amoerpanters rond. In 2017 trapte het WNF een campagne af om een tweede populatie in Rusland te stichten: deze moet binnenkort gecreëerd worden in het Staatsnatuurreservaat Lazovski, een bergachtig gebied dat net als Chasanski gelegen is in het zuidwesten van Primorski Kraj en dat ook bij hun historische verspreidingsgebied hoort. Het overplaatsen van wilde luipaarden uit Chasanski is te risicovol en het project zal dus volledig afhankelijk zijn van de fokprogramma’s (en fondsen) van dierentuinen in Europa, de voormalige Soviet-Unie, Noord-Amerika en Japan.

Foto: Tiny Rog (BB-Facebook)

Vogels met schepnetjes

Foto: Johanna Kok (BB-Facebook)

Na het luipaardenverblijf verbindt een vlonder de weerszijden van een trage rivier: het omringende landschap en de houten kijkhut maken het beeld van een mistige Russische rivier helemaal af. Het eiland dat in deze waterpartij gelegen is, vormt de thuishaven van wat mogelijkerwijs de grootste watervogel ter wereld is: de kroeskoppelikaan. Hun spanwijdte van tot wel 3,5 meter benadert die van een albatros en stelt hen in het wild in staat tot gracieuze trektochten. Toch excelleren pelikanen pas écht wanneer ze te water gaan. Gemoedelijk peddelen ze door het water, totdat ze in een vloeiende beweging met hun gestroomlijnde snavel het water doorklieven en een onfortuinlijke vis opscheppen. Bij voorkeur jagen ze in hun eentje, maar ook het trucje van vissen collectief naar de kade jagen is hen niet onbekend. Nestbouw is eveneens een groepsaangelegenheid, zo getuigt hun inmiddels flink opgehoogde eiland.

Foto: Ilona van Bakkum (BB-Facebook)

Pelikanen zijn wellicht de bekroning van de Aequornithes-clade, de ‘echte’ watervogels. Ze delen een nauwe verwantschap met de hamerkoppen en schoenbekooievaars, maar ook de ibis-lepelaar-reiger-clade behoort tot hun naaste familie. Ook met de aalscholvers, een soort die eveneens in groten getale aanwezig is in dit verblijf, delen ze in het ‘recente’ verleden een gemeenschappelijke voorouder. Wat die aalscholvers betreft: hoewel de oorspronkelijke groep inderdaad niet meer kon vliegen en dus permanent hier verbleef, bestaat het gros van de deze populatie tegenwoordig uit wilde dieren die hier vrijwillig een visje meepikken.

Ondanks hun survival-vaardigheden was de afgelopen eeuw geen gemakkelijke tijd voor de kroeskoppelikaan. Bedreigingen alom: van het droogvallen van leefgebied en overbevissing tot botsingen met hoogspanningsleidingen en de extreme verstoring van nest- en jachtgebieden door toeristenbootjes in Griekenland. De soort is in de twintigste eeuw verjaagd uit Kroatië en een soortgelijk lot lijkt hen beschoren in Mongolië, waar snavels zó in trek zijn voor traditionele gebruiken dat de nationale populatie tot een honderdtal is geslonken. Gelukkig lijken hun aantallen in Rusland – goed voor zo’n 70% van alle nesten – tamelijk stabiel en in Albanië, Roemenië en Montenegro is er sprake van voorzichtig herstel.

De pelikanen van Mongolië ontvluchten de winter door naar de zuidkust van China te trekken. Dit land heeft zichzelf in de afgelopen decennia neergezet als een mondiaal zwaargewicht en hun Zuidoost-Aziatische buren volgen dat voorbeeld in rap tempo. Tegenwoordig woont 60% van de wereldbevolking in Azië: hun enorme sprongen in welvaart gaan echter nog altijd gepaard met grootschalig gebruik van traditionele medicijnen, de handel in wilde dieren voor consumptie en de huisdierenmarkt, ineffectieve landbouwmethodes en milieuvervuiling. Europa springt tegenwoordig dan ook bij om zoveel mogelijk dier- en plantensoorten veilig te stellen, zowel ter plaatse als via overzeese fokprogramma’s. Ga direct door naar de Maleise Bosrand & Chinese Tuin!

Foto: Miranda Dreesen (BB-Facebook)

WAAR?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *