De Rivièrahal, hét architectonische pareltje van Diergaarde Blijdorp en een rijksmonument van formaat, bestaat grofweg uit de drie delen: het prominentste van het stel is de Centrale Hal, die van origine een wintertuin was, maar vele gedaanteveranderingen heeft ondergaan. De Oostvleugel met zijn kenmerkende glazen dak is daarentegen wel trouw gebleven aan zijn rol als tropische plantenkas, de ‘Victoria Serre’, zij het tegenwoordig in het gezelschap van een aantal kwetterende vogels. Ook de Westvleugel vervult al tachtig jaar min of meer dezelfde rol: dit deel van de Rivièrahal is het heenkomen van dikhuiden en mensapen.
De Dikhuidenvleugel bestaat uit de noordelijke ‘galerij’ in de Westvleugel die aansluit op de terrassen buiten. Het is het enige deel van de Rivièrahal dat wél grondig gerestaureerd is na jaren lang weer en wind getrotseerd te hebben. In vervlogen tijden huisden olifanten op het grote perk, gevolgd door nijlpaarden en tot slot neushoorns in het zuidelijkste segment. De geschiedenis van de Dikhuidenvleugel is rijk: nijlpaard Coba heeft er een tiental jongen voortgebracht en in 1984 vond hier de eerste olifantengeboorte van Nederland plaats. Ook bij de zwarte neushoorns had Blijdorp in 1960 een primeur te pakken, maar latere pogingen tot voortplanting met de witte en (nog later) Indische neushoorns liepen op niks uit. In 1994 vlogen de olifanten en neushoorns uit naar het ruimere Taman Indah en tegen die tijd was de Diergaarde ook reeds overgestapt op dwergnijlpaarden. Sindsdien hebben giraffen, kamelen, onagers, kraanvogels en knobbelzwijnen allemaal de revue gepasseerd, maar in 2013 keerden na een langverwachte restauratie de zwarte neushoorns terug naar Rotterdam. Ergens in de komende tien jaar zal ook het Mensapengebouw, de zuidelijke buur van de Dikhuidenvleugel, eraan moeten geloven. Volgens de huidige plannen zal de Westvleugel dan permanent zijn inwoners kwijtraken en een facilitaire functie krijgen, maar zo ver is het nog niet.
Tanks uit Tanzania: de zwarte neushoorn
Wie dikhuid zegt, denkt aan de krachtpatsers van het dierenrijk: olifanten, de zwaarste landdieren van de planeet; nijlpaarden, de dodelijkste gewervelden van Afrika; en de neushoorns, levende stormrammen. Ondanks hun uiterlijke overeenkomsten deelt dit drietal echter geen nauwe verwantschap. De olifanten staan het verst weg van de rest, evolutionair gezien: na het opbreken van supercontinent Pangea in het zuidelijkere Gondwana en het noordelijkere Laurasië, verschenen olifanten in het zuiden ten tonele. Ze delen een gemeenschappelijke voorouder met andere leden van de Afrotheria-clade, zoals de zeekoeien en slurfhondjes (twee soorten die overigens ook ooit in de Westvleugel vertoefden). De ecologische rol van de olifant als grote plateneter werd in het noordelijke Laurasië vervuld werd door de aldaar geëvolueerde neushoorn. Neushoorns worden, net als de tapirs en paarden, tot de onevenhoevigen gerekend. Nijlpaarden zijn lid van hun zusterorde, de evenhoevigen, en zijn eveneens geëvolueerd in Laurasië. Ze delen een recente gemeenschappelijke voorouder met de walvisachtigen (ondanks een gebrek aan hoeven, toch echt onderdeel van de hoefdieren-familie), met wie zij de clade Whippomorpha vormen. Na de walvissen zijn de zwijnen nog het nauwst verwant aan hen.
Er bestaan tegenwoordig nog vijf neushoornsoorten. Tot de Aziatische tak behoren de relatief talrijke Indische neushoorn, de kritiek bedreigde Sumatraanse neushoorn en de nóg zeldzamere Javaanse neushoorn. In Afrika heb je de witte neushoorn, waarvan twee ondersoorten bestaan: de zuidelijke, die als enige neushoorn niet bedreigd is, en de nagenoeg weggevaagde noordelijke, die functioneel uitgestorven is door de dood van het laatste mannetje in 2018. Ook de zwarte neushoorn leeft in Afrika en valt onder te verdelen in drie resterende ondersoorten: de zuidwestelijke (gevoelig), de zuidoostelijke en de oostelijke (allebei kritiek bedreigd). Het is de oostelijke zwarte neushoorn waarvoor in Europese dierentuinen een fokprogramma op touw is gezet.
Als je het geluk hebt om op safari in Afrika een zwarte neushoorn te spotten, zal je hem of haar waarschijnlijk alleen zien. In tegenstelling tot witte neushoorns zijn zwarte neushoorns niet per se gesteld op gezelschap: 50% van alle mannetjes in het wild overlijdt uiteindelijk door schermutselingen met soortgenoten. Een bijzondere ontdekking uit recente tijden is dat zwarte neushoorns ’s nachts een andere houding aannemen: in het duister komen ze bij specifieke drinkplaatsen bijeen in grote groepen. Het exacte doel hiervan is onduidelijk, maar het is een gemoedelijk tafereel. Kalfjes spelen vrolijk met elkaar en de volwassenen begroeten elkaar door hun neuzen tegen elkaar te wrijven, aan elkaar te snuffelen en te brommen. Zwarte neushoorns worden tot wel anderhalve ton zwaar en kunnen met een snelheid van 55 km/u sprinten: het merendeel van alle roofdieren loopt dan ook wijselijk met een boog om hun twee scherpe horens heen. De enige soort die zijn handen níét van hen af kan houden, is natuurlijk de mens.
Ook al is de internationale handel in neushoorn-horens volledig verboden, de vraag naar traditionele medicijnen in China blijft groeien en de overheid doet in feite niets om het tegen te houden. Vanzelfsprekend zijn deze middeltjes niets meer dan kwakzalverij: als je keratine tot je wil nemen, kan je net zo goed menselijke nagels of haren eten. Sommige reservaten in Afrika nemen nu het heft in eigen handen door horens preventief af te zagen bij hun dieren of door parkwachters te bewapenen, met gevaar voor eigen leven. Diergaarde Blijdorp sponsort de Rhino Dog Squad van de organisatie Safe the Rhino, die speurhonden inzet in de strijd tegen stropers. Deze inspanningen zijn gelukkig niet voor niets: sinds de zwarte neushoorn in 1995 een dieptepunt van 2.400 individuen meemaakte, zijn hun aantallen heden ten dage verdubbeld. Voor de oostelijke ondersoort in het bijzonder, wiens populatie richting de 700 gaat, is de succesvolle herintroductie van neushoorns vanuit een Zuid-Afrikaans wildpark en uit Europese dierentuinen in het Akagera-reservaat in Rwanda anno 2017 een lichtpuntje. De bestaande populatie in Afrika is overigens alsnog nog geen tiende van wat er een halve eeuw geleden leefde.
Diergaarde Blijdorp huisvest een duo zwarte neushoorns: mannetje Vungu (toevalligerwijs een achterkleinkind van Laura, de neushoorn die in 1960 in Blijdorp werd geboren) en vrouwtje Naima. In 2017 brachten zij de kleine Mara voort en in 2020 volgde Nasor. Het zorgen voor zwarte neushoorns is best een uitdaging door hun teruggetrokken aard. De binnenverblijven zijn bijvoorbeeld niet toegankelijk voor bezoekers wanneer de neushoorns er staan, dat levert te veel stress op. Ook hun dieet wordt nauwlettend in de gaten gehouden, want het eten van normale landbouwgewassen kan leiden tot een acuut ijzeroverschot. Hoe het vooral níét moet qua voeding, liet een Franse activistengroep zien toen zij in 2019 de dierentuin van Pont-Scorff opkochten door middel van crowd-funding. Deze coalitie, bestaande uit onder meer Sea Shepherd, HISA en Centre Athénas, is een felle tegenstander van dierentuinen en heeft als doelstelling om al zijn inwoners terug te sturen naar het wild, om het park vervolgens om te vormen tot rehabilitatiecentrum. Ondanks dat de EAZA zorgen uitte over deze ”puur ideologische, onrealistische droom van amateurs” en waarschuwde dat de organisatie alle lopende professionele projecten in gevaar bracht, ging de verkoop door. Twee weken later overleed hun inwonende zwarte neushoorn door het overschakelen op wat zij als een ‘natuurlijker’ dieet beschouwden, al gaven de activisten de schuld aan een vermeend teveel aan stress door zijn leven in gevangenschap. Sinds de overname vindt er vanuit Pont-Scorff geen publieke communicatie meer plaats, het is onduidelijk hoe het eraan toegaat.
Foto: Josien de Vries (BB-Facebook)
Kluizenaars uit Côte d’Ivoire: het dwergnijlpaard
Nijlpaarden staan bekend als immer sociale waterfanaten van de savanne. Het dwergnijlpaard, dat slechts een zesde van een ‘gewoon’ nijlpaard zwaar is, is in vele opzichten het tegenovergestelde daarvan. Ze komen alleen nog voor in een beperkt (en tevens versnipperd) deel van de Opper-Guinese regenwouden van West-Afrika: de West-Guineese laaglandbossen in Liberia en Ivoorkust, met wellicht nog splinterpopulaties in Sierra Leone en Guinea-Conakry. Het is een regio waar conflict helaas met regelmaat toeslaat, wat de wetenschap buiten de deur houdt. Dat is echter niet de enige reden waarom het dwergnijlpaard pas in 2011 voor het eerst in Liberia werd gefilmd: ze zijn van nature een enorm schuchtere diersoort. Het dwergnijlpaard is mogelijkerwijs het slechtst begrepen zoogdier van de Rotterdamse dierentuin.
Dwergnijlpaarden zijn een stuk minder aan het water gebonden dan hun grote naamgenoten. Met name overdag houden ze zich daar schuil, al doen ze dat soms ook onder uitgesleten rivieroevers. Hoewel hun huid enkele centimeters dik is, droogt hij gemakkelijk uit in de zon. Daarom kunnen (dwerg)nijlpaarden een soort desinfecterende ‘zonnebrand’, rood van kleur, uitzweten. Pas na zonsondergang komen dwergnijlpaarden tevoorschijn: dan trekken ze de uitgestrekte jungle in, waar ze gebruik maken van looppaden die ze mettertijd uitslijten door de dichte begroeiing. Dat is nodig ook, want wetenschappers beamen dat je nog geen tien meter door het doornrijke struikgewas kunt kijken in deze regio. Dit alles is een privéaangelegenheid voor het dwergnijlpaard: ze worden op cameravallen meestal alleen gespot en onderzoek in dierentuinen heeft uitgewezen dat de aanwezigheid van een soortgenoot reden tot stress is. Sterker nog: niet alleen gezamenlijke huisvesting zorgt voor ontevredenheid, maar zelfs het ruiken van een ander dwergnijlpaard zint deze solitaire dieren totaal niet. Ook kennis over hun verdere gedrag komt hoofdzakelijk uit dierentuinen. Zo bevallen dwergnijlpaarden, in tegenstelling tot grote nijlpaarden, doorgaans op het droge en is slechts 40% van alle jongen een mannetje, om nog onbekende redenen.
In 1971 financierde de vereniging Vrienden van Blijdorp de komst van een dwergnijlpaard naar Rotterdam. Voortplanting is nooit een wezenlijk probleem geweest: de bekende Leipi en Monica, door het publiek liefkozend Jip en Janneke genoemd, werden in 2003 (Wamburuhtuh), 2006 (Anton), 2009 (Flory) en 2011 (Cor) ouders. Anno 2020 leeft er één vrouwtje, Evelien. Het is maar goed ook dat het fokprogramma in Europa relatief probleemloos is, want in het wild gaat het het dwergnijlpaard niet voor de wind. Het IUCN maakt zich zorgen om deze bedreigde diersoort, waarvan rond de 2.000 volwassen individuen resteren in het wild. Echte tellingen zijn nooit succesvol uitgevoerd, maar hun leefgebied krimpt in rap tempo. Dat, en hun vlees is gewild op de lokale voedselmarkten. De afname van de dwergnijlpaardpopulatie is al langer gaande: eens kwamen ze voor in een veel bredere strook die liep van Guinea-Bissau tot Nigeria. Hopelijk wordt er in de komende jaren meer kennis vergaard over hun natuurlijke gedrag en behoeftes, voordat dierentuinen de enige plekken zijn waar de soort nog standhoudt.
Foto: Angelique Wubben (BB-Facebook)
Giganten uit Gabon: de gorilla
Al sinds de jaren ’40 worden er mensapen gehuisvest in de Westvleugel van de Rivièrahal. Hun geschiedenis in Rotterdam gaat in feite nog verder terug, zo beamen de beelden bij de ramen: deze witte kunstapen zijn nog afkomstig uit de oude Rotterdamsche Diergaarde en hebben het bombardement doorstaan! Toch was het Mensapengebouw van weleer een wereld van verschil vergeleken met de hedendaagse verblijven. Het bestond oorspronkelijk uit kale hokken, afgerasterd met ijzeren tralies. De ‘buitenverblijven’ waren niet meer dan kleine metalen kooien. Begrip voor de behoeftes van gorilla’s was ver te zoeken en logischerwijs bleven fokresultaten uit. Aanvankelijk ging het nog het best bij andere soorten mensapen: in ’53 werd een Borneose orang-oetan met de naam Ernst geboren, twee jaar later gevolgd door ene Nina. In ’63 zorgden zij samen (op dubieuze wijze) voor de geboorte van Tom, de eerste keer dat twee in gevangenschap geboren orang-oetans zelf weer een jong kregen. De eerste geboorte bij de chimpansees was die van Primo in ’54, wiens ouders Sjefke en Bessie waren.
De term ‘mensaap’ valt vrij vaak bij gesprekken over onze naaste verwanten, maar eigenlijk doet dat hen alsnog geen eer aan: gorilla’s zijn mensachtigen, net als de orang-oetans, chimpansees, bonobo’s en mensen. Gezamenlijk vertegenwoordigen zij een extreem jonge tak van de stamboom des levens. Primaten in het geheel bestaan immers al bijna 90 miljoen jaar. Onze meest nauwe verwanten, de toepaja’s, geven ons een goed beeld van hoe de eerste primaten eruit zagen: nachtactieve insecteneters, zij het met een iets beter beeld van de wereld dan de knaagdieren. Ook de leden van de oudste vertakking van de primaten, die van de zogenaamde halfapen, delen qua levenswijze niet bijzonder veel met andere primaten. Wel zijn zij kenmerkend in het opzicht dat zij uitsluitend in Afrika en Azië te vinden zijn: slechts één groep primaten, de breedneusapen, wist op eigen kracht de oversteek naar Amerika te maken. Zij worden dan ook wel de apen van de Nieuwe Wereld genoemd. Ze delen een gemeenschappelijke voorouder met de smalneusapen, een groep waarbij weer twee hoofdclades aan te wijzen zijn. Tot de ‘apen van de Oude Wereld’ worden de bladapen, meerkatten en hondsapen gerekend. Met name die laatste groep is rijkelijk vertegenwoordigd in Blijdorp: de baardapen, kuifmakaken, witkruinmangabeys en gelada’s zijn allemaal lid van die clade. De zusterclade van de apen van de Oude Wereld is de clade der mensapen: hiertoe worden de gibbons gerekend, alsmede dus de zo’n 15 miljoen jaar jonge mensachtigen.
Er bestaan tegenwoordig nog twee gorillasoorten: de oostelijke, uit het grensgebied van Congo-Kinshasa, Uganda en Rwanda, en de westelijke, met Gabon en Kameroen als voornaamste bolwerken. Bij de oostelijke soort wordt onderscheid gemaakt tussen de berggorilla en de oostelijke laaglandgorilla als ondersoorten, en de westelijke valt te verdelen in de zogenaamde Cross Rivergorilla en de westelijke laaglandgorilla. De westelijke laaglandgorilla is de enige van de vier waarvoor een ‘bufferpopulatie’ bestaat in gevangenschap. Alle vier zijn ze kritiek bedreigd in hun voortbestaan door stroperij, oorlogsgeweld en habitatvernietiging. Met name dat laatste wordt een steeds acuter probleem, nu multinationals zich grootschalig storten op de ertsen van de Centraal-Afrikaanse regio. Niet alleen stoffen zoals koper, tin, kobalt, coltan en magnesium zijn er immers in overvloed aanwezig, maar zelfs diamanten, olie, uranium en goud zijn er in hoge concentraties te vinden. Er is veel vraag naar deze producten voor bijvoorbeeld de productie van smartphones en computers.
Het is lastig om uitspraken te doen over hoe slim andere dieren precies zijn, maar al het bewijs duidt erop dat gorilla’s nog meer op ons lijken dan dat we tot zeer recent dachten. Ze gebruiken gereedschap, hebben individuele lievelingskleuren, kunnen grappen maken, spelen en rouwen, denken na en communiceren over het verleden en de toekomst, snappen abstracte concepten zoals ‘goed’ en ‘nep’ en kunnen allerlei handelingen leren, van schilderkunsten tot gebarentaal. Sommige wetenschappers durven zelfs te stellen dat gorilla’s uit verschillende streken aparte ‘culturen’ ontwikkelen en religieus-spirituele gevoelens hebben. Bij iedere groep staat een mannetje, ook wel de zilverrug genoemd, in de schijnwerpers: hij leidt de groep, bemiddelt bij conflicten en verdedigt zijn groepsgenoten tegen buitenstaanders. Bovendien wordt hij omringd door een aantal vrouwtjes en hun nageslacht. Het is gebruikelijk dat jongen na ongeveer tien jaar geleidelijk het ouderlijk nest verlaten, door zich steeds iets minder te bemoeien met de groepsdynamiek. Vrouwtjes worden dan vaak al snel verwelkomd door andere troepen, maar mannetjes moeten vaak nog enige jaren alleen, in kleine bachelor-groepen of als onderdanig groepslid doorbrengen.
Foto: Johanna Kok (BB-Facebook). Gorilla Nasibu speelt met een van de jonge groepsleden.
Ondanks de successen bij de orang-oetans en chimpansees in Blijdorp omstreeks de jaren ’50-’60, verliep de fok bij de gorilla’s stroef: de vonken spatten er niet bepaald vanaf bij de in 1953 aan elkaar geïntroduceerde Makoua en Sophie. Het was de eerste echte poging tot voortplanting geweest van de Diergaarde, want rond deze tijd was de Europese gorillapopulatie ingezakt tot nog geen vijftien dieren. In de jaren ’70 werd het fokprogramma van Blijdorp een nieuw leven ingeblazen met de komst van Ernst, Sam-Sam, Annet, Salomé en Xara. Nadat Sophie in ’77 stierf en Makoua het jaar daarna verhuisde, werden in de vroege jaren ’80 modernere binnenverblijven en ruimere buitenverblijven gerealiseerd: de nog altijd zichtbare ‘koepelkooien’. Al deze inspanningen waren niet voor niets: in 1980 bracht Salomé de kleine Gino voort, met Sam-Sam als vader. Xara, die zelf een been miste en allerlei kwalen had, werd in 1983 de eerste gorilla die haar kleintje ook zelf opvoedde. Ook Annet heeft samen met Ernst vijf jongen grootgebracht tussen ’85 en ’99. Een andere noemenswaardige geboorte van vóór de millenniumwisseling is die van Aya in ’95: een kleindochter van Xara, Annet en Ernst. Om de groeiende gorillagroep ruimte te bieden, werd het verblijf ook uitgebreid: in ’99 bekostigden de Vrienden van Blijdorp het groene Gorilla-Eiland, middels de koepelkooien aangesloten op het Mensapengebouw. Nadat in 1987 de chimpansees definitief de dierentuin hadden verlaten, volgden de orang-oetans hen in 1999.
Om inteelt te voorkomen, kwamen eind 2000 de dames Luena en Tamani aan en vertrok later onder andere Xara, maar ook zilverrug Ernst! De groep moest het dus opeens zonder leider stellen. Tegelijkertijd speelde er een andere kwestie: een drietal gorilla’s zou verhuizen naar de dierentuin van Shanghai en die groep zou samengesteld worden in Rotterdam. Ook hier ontbrak het nog aan een aanvoerder. Daarom arriveerden eind 2005 twee mannen: de imposante zilverrug Dango, de beoogde troonopvolger voor de Blijdorp-groep, en een jonge ‘slungel’ uit Berlijn genaamd Bokito, bestemd voor China. Bokito bleek bij zijn kennismaking met zijn mede-emigranten een echte heer te zijn en dat zette de verzorgers aan het denken. De Blijdorp-groep telde immers nog een jong dier en die zou onder Dango wel eens verstoten kunnen worden, maar als Bokito zo’n lieverd was… Het was het proberen waard en Bokito’s stapsgewijze kennismaking met de groep verliep feilloos. Sterker nog, een paar maanden later waren drie vrouwtjes al zwanger van hem. Luena overleed tijdens haar bevalling, maar eind 2006 beviel Aya van een gezonde dochter, Adira, en 2007 werd ingeluid met de geboorte van Tamani’s jong Thirza. Bokito bleek een even zorgzame vader te zijn als gehoopt, maar ook een betere slootjesspringer dan geanticipeerd, zo bleek op de 150ste verjaardag van de Diergaarde… Vandaar dat er tegenwoordig een heuse muur om het buitenverblijf staat. In 2021 overleed Annet op 48-jarige leeftijd in Blijdorp, als laatste lid van de oorspronkelijke groep.
Op dit moment telt de Blijdorp-groep drie volwassen leden: zilverrug Bokito en de dames Aya en Tamani. Verder zijn er Aya’s jongen Ayba (V, 2010) en Aybo (M, 2014) en is er Tamani’s kroost Tonka (V, 2012) en Thabo (M, 2015). Daarnaast is er Nasibu, een jongvolwassen mannetjesgorilla die momenteel apart verblijft. Nasibu kwam in 2009 als peuter naar Blijdorp omdat hij in zijn geboorteplaats Frankfurt verstoten was door de zilverrug daar. Gelukkig kreeg hij in de Bokito-groep een tweede kans. Nasibu en Bokito werden binnen de kortste keren dikke vrienden en geleidelijk veranderde zijn adoptiezoon ook in een spierbundel van formaat. Helaas ging het mis tijdens zijn puberteit: hij pakte eten van Annet af, tastte Bokito’s grenzen af en uiteindelijk vond er zelfs een dekking met een van zijn dames plaats. Nasibu leefde steeds meer aan het rand van de groep en uiteindelijk is hij door Bokito een separatieverblijf ingejaagd. Nasibu’s solitaire huisvesting is niet ideaal, maar spoedig krijgt hij het druk genoeg: hij mag zelf een groep vrouwtjes gaan overzien in België.
-> Update 11-02-2022: Diergaarde Blijdorp is verblijd met een jonge gorilla. Zie HIER.
-> Update 09-03-2022: Gorilla Nasibu is verhuisd. Zie HIER.
-> Update 05-04-2023: Blijdorp is geshockeerd door de onverwachtse dood van zilverrug Bokito. Zie HIER.
-> Update 12-11-2023: Gorilla Aybo is verhuisd. De komende jaren zal Blijdorp ook afscheid nemen van de resterende gorilla’s. Zie HIER.
Blijdorp probeert deze intelligente dieren op verschillende manieren bezig te houden. Zo zijn er potten met voedsel ingegraven in hun buitenverblijf, die periodiek open gaan. Zo moedigt het park de dieren aan om in beweging te blijven. Ook worden ze samen met een andere apensoort gehuisvest: de witkruinmangabey. Deze bedreigde diersoort is een zeldzaamheid in Europese dierentuinen en in het wild is er ook maar weinig onderzoek naar ze gedaan. Veel kennis omtrent mangabeygedrag komt dan ook uit onderzoek in gevangenschap en Blijdorp draagt daar regelmatig aan bij. Tot 2009 waren er alleen mannelijke witkruinmangabeys aanwezig in Rotterdam, maar daar is sindsdien verandering in gekomen en vrijwel jaarlijks zijn er mangababy’s te zien.
Inmiddels loopt onze safari door Afrika op zijn einde, maar klaar zijn we nog niet! Het voormalige Roofdieren-Gebouw, de monumentale zuiderbuur van de Rivièrahal, is recentelijk overgenomen door een bruisende apenmaatschappij. Hoewel het geen mensapen zijn, lijken ze in hun doen en laten toch bijzonder veel op de mens. Ga op reis naar het Ethiopisch Hoogland!
Foto: Patrick Kruizinga (BB-Facebook)