-> Let op: dit artikel is verouderd. Het Aziatische Moeras en de Mongoolse Steppe worden binnenkort getransformeerd tot een nieuwe vlakte voor de olifanten. Verder kan de toegankelijkheid van de Grote Vliegkooi beperkt zijn i.v.m. preventieve maatregelen omtrent het griepvirus H5N1, dat rondgaat in de bio-industrie. Door naar de vernieuwde Himalaya?
Water, het element des levens, is een van de drijfveren achter de Aziatische wereld. Om water op rijstvelden vast te houden, zijn heuvels uitgehouwen tot trapsgewijze terrassen; onvoorspelbare veranderingen in het waterpeil hebben dorpen op palen voortgebracht; de machtige rivieren zoals de Yangtze, Ganges en Mekong spelen een hoofdrol in zowel eeuwenoude tradities als het dagelijks leven van miljoenen Aziaten. Azië is echter een continent van uitersten: in het binnenland is er de Gobiwoestijn, waar nachtelijke vrieskou de verzengde hitte van de dagen onderbreekt. Ga op expeditie naar het Moeras en de Steppe…
Het Aziatisch Moeras is een pionier. In 1992 werd het geopend als de allereerste échte biotoop van de Diergaarde en zette daarmee de toon voor het decennium dat volgde, waarin stukje bij beetje Azië naar de Maasstad werd gebracht. In de 25 jaar dat hij dienstdoet, heeft hij vele inwoners zien komen en gaan. Wat hetzelfde is gebleven, is dat het al die tijd bezoekers, lopend over het slingerende vlonder, laag boven het water, onderdompelt in een tropische belevingswereld.
Op expeditie op het water…
Een bamboebos, rijkend naar de hemel, onthult een oever, begroeid door veel riet. Goed verborgen staat een majestueus dier in het ondiepe water: de Mantsjoerijse kraanvogel. Al vele eeuwen betovert hij iedereen die hem tegenkomt, wat hem een bijna mythische status heeft gegeven in zijn natuurlijke leefgebied: Oost-Azië. Een China worden ze zelfs xianhe genoemd: kraanvogel van de onsterfelijken. Dit hebben ze te danken aan volksverhalen van onsterfelijke figuren die op de rug van kraanvogels door de lucht zouden vliegen. Het is makkelijk te begrijpen waarom de Mantsjoerijse kraanvogel zo bewonderd wordt: zijn ranke, zwarte poten leiden naar een sneeuwwit verenpak, waar alleen zijn zwarte staart, hals en gezicht en zijn rode kruin mee contrasteren. Van deze bedreigde soort zijn in het wild slechts zo’n 2.000 dieren over, waarvan een groot deel van het broedgebied in Mantsjoerije ’s winters zuidwaarts trekt. Hun voornaamste bedreiging is het verloren gaan van leefgebied: wereldwijd moeten draslanden in een rap tempo plaats maken voor menselijke nederzettingen en Azië is geen uitzondering op deze regel.
De vijver van de kraanvogels strekt zich uit door het gehele Moeras en wordt geleidelijk dieper. In het hart van het Moeras treffen we een groot eiland, bewoond door een zuidelijkere verschijning: de zwarte kuifmakaak. Kuifmakaken komen van nature voor in het noorden van het Indonesische eiland Sulawesi. Qua uiterlijk is de haarpluk op hun hoofd misschien wel het opmerkelijkst: deze kunnen ze overeind zetten als ze opgewonden zijn en dit wordt geassocieerd met dominantie. Het grote publiek maakte pas kennis met deze soort toen een wild mannetje in 2011 de camera van een fotograaf afpakte en een selfie ermee wist maken, die vervolgens de hele wereld over ging – het mag duidelijk zijn dat het nieuwsgierige dieren zijn en dat maakt ze een genoegen om te bekijken in de Diergaarde. Hopelijk kan deze bekendheid het verschil maken in de bescherming van deze opmerkelijke dieren: recente cijfers ontbreken, maar naar schatting is in de afgelopen 40 jaar hun populatie op Sulawesi met 80% afgenomen, waarmee ze een kritiek bedreigde diersoort zijn. Overigens is er nog een tweede populatie: een groep van meer dan 100.000 dieren op een naburig eiland, die ontstaan is door menselijk toedoen. Weliswaar fijn dat het voortbestaan van de soort gegarandeerd lijkt, maar in praktijk is deze invasieve populatie een plaag die inheemse soorten bedreigt… Kortom, hun situatie in het wild is een rommeltje.
Diergaarde Blijdorp levert hoe dan ook een bijdrage aan de bescherming van de dieren. Jarenlang stond het mannetje Puzzle aan het hoofd van het Rotterdamse groepje. Puzzle was een bijzondere: voor een lange tijd werd gedacht dat hij onvruchtbaar was, want de fok met hem wilde maar niet lukken. In 2014 vielen er dan ook heel wat monden open toen bleek dat hij toch wel in staat was om zich voort te planten. Kennelijk had hij de smaak te pakken, want er werden in de jaren daarna nog heel wat kuifmakaakjes geboren. Sinds zijn overlijden in 2017 is het stokje overgenomen door de fokman Kersen. Daarnaast is Diergaarde Blijdorp een sponsor van de Indonesische organisatie Selamatkan Yaki, die zich actief inzet om de kuifmakaak uit de brand te helpen.
Foto: Saskia Bokkers (BB-Facebook)
Langs de buitenbocht van het Aziatische Moeras is een doorloopvolière gesitueerd. In de loop der jaren hebben vele vogelsoorten hier een heenkomen gevonden, maar tegenwoordig is het het onderkomen van de grote groep kwakken en een paartje witnekkraanvogels. De kwak is bijzonder in het opzicht dat het een zeer veel voorkomende vogelsoort is – een aangename afwisseling tussen de vele verhalen over bedreiging. De kwak, waarvan vier ondersoorten erkend worden, heeft vijf continenten veroverd en doet zelfs sporadisch Nederland aan, waar hij overigens van oudsher ook voorkwam. In het Engels worden ze ook wel night herrons genoemd: dit zegt veel over hun leefpatroon. Verhuld door het duister loeren ze als een reiger naar het water en verorberen ze ongelukkige passanten.
De witnekkraanvogel is een stuk nadrukkelijker aanwezig. Hij is wellicht niet zo groot als zijn Mantsjoerijse evenbeeld, maar met een spanwijdte van twee meter is het alsnog een dier van formaat. Al op jonge leeftijd vormen ze paartjes die, met een beetje geluk, bij elkaar blijven tot de dood hen scheidt. Tijdens de balts voeren de koppeltjes lange, ingewikkelde en luidruchtige dansen, bestaande uit vele buigingen, sprongen en vleugelbewegingen, uit om de onderlinge band te versterken. Tijdens het broedseizoen zullen ze hun territorium ook fel verdedigen tegen indringers. Hun natuurlijke schoonheid maakt hun status als ‘kwetsbaar’ extra wrang: door de vernietiging van leefgebied, vervuiling en jacht zijn er naar schatting minder dan 5.000 witnekkraanvogels in het wild over.
Overigens is er nog een diersoort die te bewonderen is in het Moeras. Het gaat om de mandarijneend. Het verenpak van het mannetje bevat kleuren uit alle uiteinden van het kleurenspectrum: paars, groen, roze, oranje, wit, geel… Van oorsprong zijn ze te vinden langs het gehele Chinese kustgebied, aanliggende regio’s van Rusland en Korea en op de Japanse eilanden. Mede wegens zijn kleurenpracht, maar ook vanwege het (onjuiste) geloof dat de dieren levenslange koppeltjes vormen, zijn ze een symbool van het huwelijk geworden. Van oudsher werden de dieren in Korea als huwelijksgeschenk aangeboden en koppels die bestaan uit twee zeer verschillende mensen, worden in China ook wel mandarijneendjes genoemd. Het ligt voor de hand dat mandarijneenden zeer populaire hobbydieren zijn en in de loop der jaren hebben zich grote exotische populaties gevormd in West-Europa door ontsnapte individuen. Gelukkig heeft een recente studie bevonden dat de watervogels geen bedreiging vormen voor inheemse diersoorten.
Foto: Cor de Gier (BB-Facebook)
Mongoolse Steppe: het nomadenland
In het verleden kon men vanuit deze sectie van het Aziatische Moeras gelijk doorlopen naar wat misschien wel het pareltje van deze biotoop is: de 25 meter hoge Grote Vliegkooi. Met oog voor de doorstroom en de totstandkoming van een zie-allesroute is deze verbinding echter gesloten. Om nu in de gigantische doorloopvolière te komen, moet je eerst nog langs de Mongoolse Steppe: een groter contrast met de voorgaande biotoop bestaat er niet. Waar het Aziatisch Moeras een waterrijk en overwoekerd stukje woud nabootst, wordt Mongolië gekenmerkt door zijn oneindige, dunbevolkte graslanden, waar nog geen tiende van de neerslag in Zuidoost-Azië valt. Wanneer je het Moeras verlaat kan je, door een rotswand te beklimmen, alvast gluren naar wat er komen gaat. Overigens kom je eerst nog even langs een klein stukje Maleise Bosrand (klik HIER) voordat je bij hun voornaamste kijkplek komt: de kamelen.
Zo’n vijfduizend jaar geleden begonnen nomadische volken in hedendaags Afghanistan met het domesticeren van de kameel. Hun vermogen om honderden kilo’s aan vracht te dragen, vijftig kilometer per dag af te leggen en maandenlang zonder drinkwater te kunnen maakte hen een ongeëvenaard transportmiddel. Uiteindelijk raakten ze wijdverspreid in heel Azië en vormden ze zelfs de sleutel tot de bekende Zijderoute, waardoor Europa in contact kwam te staan met het verre oosten. Tegenwoordig zouden er een miljoen gedomesticeerde kamelen zijn, waarvan de helft in Mongolië leeft.
De indrukwekkende vaardigheden van dit schip van de woestijn zijn algemeen bekend: wat minder bekend is, is dat er twee aparte soorten kameel zijn. Behalve de bekende, gedomesticeerde (in Blijdorp aanwezige) soort is er ook de wilde kameel. De naam ‘wilde kameel’ doet hem geen eer aan, want met een splitsing die meer dan een miljoen jaar teruggaat, is het echt een soort op zich. Waarschijnlijk zorgde klimaatverandering toen ervoor dat één populatie wegtrok van de rest. De wilde kameel is alleen nog te vinden in de Gobiwoestijn langs de Chinees-Mongoolse grens: een zeer onherbergzaam gebied, wat waarschijnlijk de reden is dat deze soort nooit succesvol getemd is. Het is een kritiek bedreigde diersoort, met minder dan 1.000 individuen resterend. Het ligt niet aan hun vermogen om hun wrede leefgebied te trotseren; eigenlijk zijn ze zelfs iets beter aangepast dan de gedomesticeerde soort, omdat ze vele malen zouter water kunnen drinken. Het is de som van jacht, het verdwijnen van drinkbronnen, de vervuiling van leefgebied, concurrentie met vee en hybridisering met ontsnapte gedomesticeerde kamelen die hem de das om dreigen te doen.
Wanneer we onze reis voortzetten, gaan we eerst op een kortstondige expeditie naar het Nepalees berggebied (klik HIER) voordat we terugkeren naar de Mongoolse Steppe. Hier treffen we de manoel: een geharde bewoner van de Aziatische steppes. De manoel is een kleine katachtige wiens postuur van een huiskat hem dwingt om hoofdzakelijk op knaagdieren te jagen. Hoewel ze dus hun leefgebied delen met kamelen, leven ze in feite langs elkaar heen. De manoel heeft een groot verspreidingsgebied: Mongolië, de Centraal-Aziatische staten, enkele laaggelegen uithoeken van de Himalaya en via Iran strekt het zich zelfs uit tot in de Kaukasus. Officieel is het dan ook geen bedreigde diersoort, al zetten stroperij en vernietiging van leefgebied lokale populaties wel ernstig onder druk. De manoel is goed aangepast om de extreme omstandigheden die er heersen te doorstaan, dankzij zijn warme vacht en door het gebruik van rotsformaties en verlaten holen als bescherming tegen de verzengende zon. Snel zijn ze niet, maar dat hoeven ze ook niet: ze kunnen feilloos opgaan in het landschap (zoals menig bezoeker kan beamen) en slaan pas toe als het voor de prooi al te laat.
Foto: Josien de Vries (BB-Facebook)
Grote Vliegkooi: Vrij als een vogel in Burung Asia
Als je eenmaal je ontdekkingstocht door de natte laaglanden doorzet, bevind je je in een schaduwrijk bos, ingeklemd tussen twee torenhoge rotsformaties. Een hiervan is de oude, inmiddels verlaten Vleermuizengrot: eigenlijk is het het oudste stukje Mongoolse Steppe, maar sindsdien in onbruik geraakt. Hoewel zijn gloriedagen lang voorbij zijn, is er nog een reden om een bezoek te brengen aan deze gekoesterde herinnering van menigeen. In de Vleermuizengrot vind je namelijk een trap omhoog. Als je eenmaal naar buiten stapt, waan je je midden in een stukje Azië: een nauwe, wiebelende hangbrug, geflankeerd door een kletterende waterval en grote bomen, vormt een verbinding met een verderop gelegen rotspunt. Vanaf daar slingert het pad verder over de grond.
Twee van de soorten van de Grote Vliegkooi, ook wel bekend onder zijn tropische titel Burung Asia, zijn familie van de oer-Hollandse ooievaar. Zo is er de wolnekooievaar, die ook wel bisschopsooievaar wordt genoemd naar de kleuren en tekening van zijn verenkleed. Het zijn echte moerasgangers en worden vaak gespot op ondergelopen rivieroevers, natgeregende graslanden en bevloeide akkers. Ze zijn op tot wel bijna vier kilometer hoogte waargenomen. Ondanks hun vrij grote verspreidingsgebied, dat loopt van het Indiase subcontinent tot de Filipijnse archipel, komen ze met name in Zuidoost-Azië steeds minder voor waarmee ze een gevoelige diersoort zijn. Met de Indische nimmerzat is het vergelijkbaar gesteld. De verspreidingsgebieden van de twee ooievaarsoorten hebben een grote overlap, al is de nimmerzat hoofdzakelijk op het vaste land te vinden. Hun verenkleed is minder opvallend, al zijn de lichtroze veren in hun staart niet te missen. Zoals hun naam weggeeft, staan ze bekend om hun eetlust. Jagen doen ze door door ondiep water te waden en met een geopende snavel heen en weer te voelen, op zoek naar vissen of kikkers. Beide soorten houden zich vaak op bovenop de rotsrichel van de Vleermuizengrot.
Foto: Johanna Kok (BB-Facebook). Indische nimmerzat.
De meest talrijke soorten in de Grote Vliegkooi zijn de kwakken, zwartkopibissen en kleine zilverreigers. Al deze soorten broeden bij voorkeur in het gezelschap van andere vogels. Deze verzameling van soorten leent zich overigens voor een klein lesje taxonomie. Reigers en ooievaars worden vaak als één pot nat gezien – op zich begrijpelijk op basis van uiterlijk, maar evolutionair gezien staan ze vrij ver weg van elkaar. De reigerfamilie, Ardeidae, vormt samen met de familie Threskiornithidae (waartoe ibissen behoren) en nog drie families de orde Pelecaniformes. Deze orde behoort samen met o.a. de orde der ooievaars tot de clade Aequornithes. Er zijn een aantal zichtbare verschillen tussen reigers en ooievaars, zo zijn ooievaars over het algemeen groter, vliegen reigers met hun nek in een s-vorm en hebben ooievaars geen donsveren. Ook qua gedrag verschillen ze: ooievaars vinden hun voedsel door te waden door ondiep water of op het droge, reigers loeren stokstil vanaf de kant. Verwarrend genoeg vinden ibissen hun kostje op een manier die doet denken aan een ooievaar, al zijn ze dus nauwer verwant aan de reiger.
Foto: Angelique Blijleven (BB-Facebook). Kleine zilverreigers.
In de Grote Vliegkooi stapt nog een bijzondere vogel rond, die genetisch gezien ver weg staat van de eerdergenoemde watervogels (al hebben wetenschappers geen consensus over de hogere verwantschappen van vogels, dus wellicht blijkt dit ooit fout te zijn), maar die desalniettemin een mooie verschijning is: de jufferkraanvogel. Vroeger hadden deze, net als de grotere witnekkraanvogels, een plekje langs de vlonder, maar door ze in de volière te huisvesten kunnen ze lekker de vleugels strekken – en dit bevordert de voortplanting! Wat hij mist qua kleur, compenseert hij met de rest van zijn uiterlijk: een pluk witte veren steekt uit vanaf naast zijn ogen naar achter zijn hoofd en het zwarte vlak op zijn hals loopt door naar beneden, waar het als een soort pluim onder zijn romp eindigt. Ook heeft hij lange staartveren. Het is de kleinste kraanvogelsoort en zijn Indiase naam, koonj, is de oorsprong van de term kraanvogel.
Te midden van al deze relatief grote, prominente vogels leeft ook nog een aantal kleinere soorten. Zo is er de gele boomeend, een zogenaamde kosmopolitische diersoort: ze zijn te vinden op alle grote landmassa’s en de kans dat hij uitsterft is dan ook (gelukkig) gering. Ze zijn gemakkelijk te onderscheiden van de eveneens inwonende mandarijneenden door hun kleur. Waar vrouwelijke mandarijneenden een kenmerkende grijze kleur hebben en de mannetjes ongelofelijk kleurrijk zijn, zijn zowel mannelijke als vrouwelijke gele boomeenden lichtbruin van kleur. De bonte muskaatduiven zorgen vaak voor vertederende aanzichten, wanneer de trouwe paartjes elkaar verzorgen in de boomtoppen. Ook zijn er twee fazantensoort te vinden in de volière: zo is er de goudfazant, gemakkelijk te herkennen aan zijn goud-rode kleurenpracht. Bij de Himalayaglansfazant zijn de mannetjes eveneens wandelende kunstwerkjes met een zeer kleurrijk verenkleed met accenten van blauw, groen, rood en geel.
Dat we nu afscheid nemen van het Aziatisch Moeras, betekent niet dat we afscheid nemen van de dichte Aziatische bebossing. Treed toe tot het domein van een carnivoor die groter, sterker en mythischer is dan de leeuw: in China noemen ze het de ‘Koning’ en de Grieken de ‘Razendsnelle’. Zet je reis voort naar de Tijgerkreek!
ik zo het fijner vinden als je alle namen gewoon onder elkaar zet van de moerassen in AZIE dankjewel ALS je dat zou willen doen
Hoi Quincy, bedankt voor het lezen! Doorgaans proberen we met de soortlijstjes ongeveer de volgorde van bespreking in het artikel aan te houden, die op zijn beurt weer volgt uit de looproute van Blijdorp. Het Aziatisch Moeras is tegenwoordig nu eenmaal in tweeën geknipt… Wees er overigens van alert dat, op moment van schrijven, deze ‘Ontdek…’-pagina een update toe is 😉 Het zou kunnen dat we dat afstemmen op de werkzaamheden aan het nieuwe olifantenverblijf.