Wie wildernis zegt, zegt Afrika. Op maar weinig plekken op de wereld resteren nog zulke onaangetaste graslanden met zulke spectaculaire soorten. Toch is het ook zeker geen utopie: de verzengde dag wordt alleen afgewisseld door de gevaarlijke nacht en de dorre zomer wordt alleen afgewisseld door de stortbuien van de regentijd. Geen wonder dat de savanne het heenkomen is van enkele zeer taaie dieren…
Nadat de oostelijke helft van de Diergaarde tot een Aziatisch totaalplaatje getransformeerd was, richtte Blijdorp aan het begin van dit millennium zijn aandacht op het gedeelte dat voorbestemd was om een stukje bush onder de rook van de Maasstad te worden. Nadat in 2004 de zebraweide gemoderniseerd werd en in 2008 een grote kas verrees, werd in 2009 de parel van de Savanne opgeleverd: het nieuwe optrekje van de giraffen. In 2010 werden de oude perken van de kraanvogels en servals in de steigers gezet en in 2011 werd het Weverkopje opgeleverd, waarmee een punt werd gezet achter de grove werkzaamheden. Ook aan horeca, in de vorm van de Koedoekaam, ontbreekt het niet. Het resultaat is een afwisselend landschap waar veel ruimte is vrijgemaakt voor de grote, prominente zoogdieren, maar waar ook vogels en koudbloedigen vertegenwoordigd zijn.
Zonder gieren geen Afrika
De welbekende circle of life zou betekenisloos zijn als de kringloop niet rond was. Dit is de taak van de aaseters. In 2005 werden ruim 200 gieren vanuit Afrika naar Italië gesmokkeld werden, waar ze in beslag genomen werden. Een aantal daarvan kwamen naar Blijdorp en vormden zo de aanleiding voor de bouw van de Gierenrots. Tegenwoordig zijn er vier gierensoorten te vinden in deze grote doorloopvolière. Zo is er het kapgiertje: de kleinste van het stel, die vaak moet wachten totdat de grotere gieren zijn uitgekeken op een karkas voordat hij aan de beurt komt. De witkopgier is met een spanwijdte van tot wel 2,30 meter een stuk groter en gemakkelijk te herkennen. De Rüppells gier en de witruggier lijken veel op elkaar en zijn allebei ’typische’ gieren qua uiterlijk, al is het verenkleed van de Rüppells gier minder uniform dan dat van de witrug.
Gieren zijn misschien niet moeders mooiste, maar het zijn wel zeer interessante en markante dieren. Over hun kale kop heerst een hardnekkig fabeltje: ze missen hun veren niet uit hygiëne-overwegingen, maar omdat dit hen helpt af te koelen op stikhete dagen! Gieren zijn gebouwd voor een zwervend bestaan. Ze laten zich meevoeren door luchtstromen en kunnen zo moeiteloos tot wel 300 kilometer op een dag afleggen (da’s de afstand tussen Rotterdam en Luxemburg). Eén Rüppells gier werd op wel elf kilometer hoogte gespot door vliegtuigpiloten! Zoeken naar kadavers doen gieren voornamelijk op zicht. Wanneer ze een dood dier hebben gevonden, wachten ze vaak al cirkelend in de lucht totdat grote carnivoren zoals leeuwen en hyena’s de taaie huid hebben opengescheurd.
Ten tijde van de eerdergenoemde confiscatie in 2005 werden soorten als de kapgier aangeduid als least concern op de Rode Lijst, ‘minste zorgen’. Het houden van zulke soorten in dierentuinen leidt soms tot kritiek: waarom zou je een reservepopulatie opbouwen als er geen reden tot paniek is? Na de eeuwwisseling verschenen echter steeds meer rapporten die suggereerden dat het met de gier wellicht helemaal niet zo goed ging als gedacht. Tien jaar na de confiscatie werd de status van de alle gieren in Blijdorp veranderd naar kritiek bedreigd, het ernstigste niveau van de Rode Lijst. De afgelopen 40 jaar is de totale populatie van de Rüppells gier met meer dan 90% geslonken, zo weten we nu.
Er zijn meerdere oorzaken voor de gierencrisis. Door de algehele aftocht van de natuur is bijvoorbeeld steeds minder voedsel beschikbaar. Bijna twee-derde van alle sterfgevallen komt echter door vergiftiging. Dit komt soms doordat boeren karkassen vergiftigen om roofdieren op afstand te houden, maar steeds vaker zijn jagers de schuldige. Gestroopte olifanten en neushoorns zijn een waar feestmaal voor gieren, die dan ook in groten getale rondvliegen boven de karkassen: voor parkwachters een teken dat er iets gaande is. Stropers zijn gieren dus liever kwijt dan rijk. In juni 2019 stierven bijvoorbeeld 500 witruggieren door een vergiftigd olifantenkarkas in Botswana en in februari 2020 overleden 1.000 kapgieren in Guinea-Bissau.
De gieren delen hun onderkomen in Blijdorp met nog een aantal Afrikaanse vogelsoorten. Zo is er de opmerkelijke maraboe: een Afrikaanse ooievaar met een kaal hoofd. Maraboes zijn, net als gieren, niet vies van kadavers, maar waden ook regelmatig door moerasgebieden en eten wat de pot schaft. Vaak kibbelen ze over de beste zitplaatjes op het grote rotsblok rechts in het verblijf, want een hogere zetel staat gelijk aan meer aanzien – en meer zon! Het lijkt misschien een rare keuze om zo’n stapel stenen midden op een Savanne te plaatsen, maar dit merkwaardige landschapselement zie je ook terug in de natuur. In het verleden zijn daar grote plateaus van poreus gesteente geweest, die door weer en wind met de grond gelijk zijn gemaakt, op dit soort eilanden van hard graniet na. Rondom deze zogenaamde ‘kopjes’ vinden kleine diersoorten vaak een heenkomen, aangetrokken door de beschutting. Daar profiteren de maraboes weer van.
Er zijn ook wat minder opvallende, niet-aaseters in de volière. Zo vliegt er een groepje zwarte wouwen rond: veelvoorkomende roofvogels in Afrika, Azië en Europa. Op de grond scharrelen helmparelhoenders en geelkeelfrankolijnen rond, op zoek naar zaadjes en kleine beestjes. De hamerkoppen danken hun naam aan de vorm van hun hoofd en gedragen zich ook als echte klussers: hun nest is een gigantisch vlechtwerk van takken op de balken van de overkapping boven het bezoekerspad. Zulke nesten zijn sterk genoeg om een volwassen mens te dragen, terwijl de hamerkop zelf nog geen vijftig centimeter lang is! Hun dieet bestaat hoofdzakelijk uit vis en amfibieën. De slimme secretarisvogel beschikt over een breed scala aan jachttechnieken, waaronder het doodtrappen van slangen, het uitvoeren van dodenvluchten met prooidieren en het opwachten van dieren die moeten vluchten voor brand.
Foto: Diergaarde Blijdorp (blijdorp.nl). Rüppells gieren en witruggieren
Samen sta je sterker
Schuin tegenover de Gierenrots treffen we de zebra, een van de meest iconische dieren ter wereld. Biologen hebben zich lange tijd het hoofd gebroken over de gedachte achter hun organische streepjescode. Het zou fungeren als een soort uniek patroon waaraan de dieren elkaar kunnen herkennen of het zou ’t lastiger maken voor roofdieren om op individuele dieren te focussen. Nieuw onderzoek ontkracht deze oude ideeën, ten gunste van een andere interessante theorie. Het blijkt dat muggen en steekvliegen gedesoriënteerd raken van de strepen en niet zo’n klein beetje ook. Zou ’s werelds meest herkenbare vacht Moeder Natuurs versie van Deet zijn…?
De Chapmans zebra’s, vernoemd naar een ontdekkingsreiziger, hebben een ruim onderkomen in Blijdorp. Tegenover de Gierenrots is hun kraal te bezichtigen met aangrenzend daaraan hun monumentale stal. De andere kijkplekken liggen niet langs de gebruikelijke hoofdroute, maar net voorbij de Koedoekraam kan je de zebra’s zien draven en spelen op hun vlakte. In het verblijf stappen tevens een paar loopvogels rond: de struisvogels. Vroeger concludeerde men op basis van hun dino-achtige poten en hun pluizige veren dat loopvogels ‘primitief’ zijn, maar daar zijn wetenschappers sindsdien op teruggekomen. Het is waar dat de splitsing tussen de loopvogels en de rest de oudste tweedeling in de moderne vogelstamboom is, maar de voorouders van de struisvogel konden wel degelijk vliegen! Hun uiterlijk kan beter gezien worden als een reeks specialistische aanpassingen aan hun bestaanswijze. De Noord-Afrikaanse ondersoort, die sinds kort in Blijdorp te zien is, is helaas bijna compleet uitgestorven in het wild. In 2011 werden daarom enkele eieren vanuit Marokko naar Europa gebracht, om zo een fokprogramma op te richten.
Bij een van zichtpunten bij de zebra’s, grenzend aan de Tijgerkreek, is nog een verblijfje gesitueerd: het eiland van de dwergmangoesten. Deze diertjes, vaak nog geen 25 centimeter lang, gedijen op de savannes van de Hoorn van Afrika tot Angola en Mozambique en zijn bijzonder gebonden aan de aanwezigheid van termietenheuvels. Niet alleen gaan ze graag achter dat soort kleine insecten aan voor hun kostje, maar het zijn ook hun favoriete plekken om te overnachten en om jongen te werpen. Ook al kunnen ze zich in principe voortplanten na twee maanden, alleen het dominante vrouwtje van de groep doet dat ook daadwerkelijk. De draagtijd bedraagt zo’n twee maanden, daarna wordt de zorg voor de kleintjes gedelegeerd naar het oudere nageslacht. De vrouwtjes blijven in regel hun hele leven lang bij hun moeder, al vliegen de mannetjes wel uit na een jaartje.
Foto: Marja Troost van Dam (BB-Facebook). Dwergmangoesten.
Centraal gelegen op de Savanne, direct naast de zebra’s en schuin tegenover de Gierenrots, treffen we weer een rotskopje. Het dient als nachthok voor de bewoners van een schaduwrijk verblijf, dat overkapt wordt door een netconstructie. Hier leven de witkruinmangabeys. Eigenlijk zijn ze een beetje misplaatst op de Savanne, gezien ze West-Afrikaanse bosbewoners zijn, maar afijn. Deze bedreigde diersoort is zeldzaam dierentuinen en in het wild is ook maar weinig onderzoek naar hen gedaan. Veel kennis over mangabeygedrag komt dan ook voort uit onderzoek in gevangenschap en Blijdorp draagt daar regelmatig aan bij. Tot 2009 waren er alleen mannelijke witkruinmangabeys aanwezig in Rotterdam, maar daar is sindsdien verandering in gekomen en nu zijn vrijwel jaarlijks koddige mangababy’s te zien.
De mangabeys delen hun kopje met een andere diersoort: de serval. Het buitenverblijf van deze kleine katachtige is gesitueerd langs de grote rivier die de Savanne doorkruist. Hun vachtpatroon lijkt op dat van een luipaard. Ze jagen meestal op kleine diersoorten zoals muizen, vogels en hagedissen en sporadisch ook jonge antilopen. Als ze een grote prooi vangen, verbergen ze deze soms ondergronds. De serval heeft, relatief gezien, de langste poten van alle katachtigen, waarmee hij over het lange savannegras heen kan kijken. Als hij een prooi heeft gespot, wacht hij geduldig tot het perfecte moment: dan maakt hij een grote sprong en landt hij met een noodvaart met zijn voorpoten op het nietsvermoedende slachtoffer. Hun springvermogen stelt hen zelfs in staat om overvliegende vogels neer te halen!
Tegenover het kopje van de mangabeys en servals vinden we een gebouw dat niet echt past bij de Afrikaanse stijl van dit stukje Diergaarde: dit is het Henri Martinhuis, opgeleverd in 1968 dankzij een bijdrage van de vereniging Vrienden van Blijdorp en vernoemd naar de eerste directeur van de oude Rotterdamsche Diergaarde. Toen waren hier voornamelijk apen te bezichtigen, maar er was ook een stukje ingericht voor nachtdieren (waartoe o.a. een paartje aardvarkens behoorde, wederom een ‘donatie’ van de Vrienden). In 1981 zetten de Vrienden het pand weer in de lak en tegenwoordig is het gebouw in gebruik door de dierenarts. Een deel van de kliniek is zichtbaar voor het publiek.
Foto: Patrick Kruizinga (BB-Facebook). Serval.
De Grote Vlakte
We arriveren bij een indrukwekkend uitzichtpunt: dit is de Grote Vlakte, het optrekje van de netgiraffen en grote koedoes, een van de grootste verblijven die de Diergaarde te bieden heeft. Giraffen lijken wellicht een beetje onbeholpen. Als je vijf meter lang bent, is gracieus rennen immers een hele uitdaging. Toch zijn ze bijzonder goed aangepast aan hun leefomgeving. Hun lange nek is het gevolg van miljoenen jaren aan evolutionaire selectie: als je hogere blaadjes kan eten, heb je minder concurrentie om voedsel! Hun tong, vijftig centimeter lang en uiterst flexibel, komt goed van pas bij doornige bomen. Roofdieren besteden meestal weinig aandacht aan de giganten: een rake trap van een giraffe is dodelijk, zelfs voor de sterkste leeuwen. In feite zijn giraffen alleen klunzig wanneer ze drinken uit een poel: hun nek is flexibel, maar om zulke buigingen te maken moeten ze hun voorpoten spreiden. Dat, en babygiraffen tuimelen met een soort salto ter wereld.
Het is een algemeen misverstand dat giraffen nog in grote hoeveelheden zouden voorkomen. De netgiraffe is een van de in totaal negen varianten van de giraffe, waarvan sommige nog best talrijk zijn, maar van andere soorten resteren slechts enkele honderden dieren. De netgiraffe heeft in recente decennia een gestage afname meegemaakt, en de circa 10.000 dieren die nu nog in het wild leven, zijn hoofdzakelijk teruggedrongen tot Noordoost-Kenia. Giraffenpopulaties zijn best gevoelig voor habitatdegradatie, maar ook stroperij speelt een rol. Vergeleken met 1985 zijn er 60.000 giraffen minder in totaal, een afname die sterk genoeg is om de giraffe een plek te geven op de Rode Lijst.
De onderhuurders van de giraffen zijn de grote koedoes. Zoals de naam al weggeeft, is het een flink dier: eenmaal volgroeid hebben de mannetjes een schouderhoogte van 1,60 meter met een gigantisch paar hoorns, die wel een meter lang kunnen worden. Bij beide geslachten lopen over de lichtbruine romp dunne witte streepjes en over de rug een korte maan. De koedoe is een bekende verschijning in Rotterdam, die er al jaren zit en waarmee tot op de dag van vandaag ook wordt gefokt. Over het algemeen kunnen de giraffen en koedoes het goed vinden, al kunnen de mannetjes nog wel eens haantjesgedrag vertonen.
Veel bezoekers kijken hoofdzakelijk naar de linkerkant van het vlonder, maar neem ook eens de tijd voor het andere perk. Met kaken die sterk genoeg zijn om botten te verbrijzelen en testosteronconcentraties die zó hoog zijn, dat de vrouwelijke geslachtsdelen op die van een man lijken, valt er niet te spotten met dit dier: de gevlekte hyena. Ze komen voortdurend in conflict met leeuwen en regelmatig stelen ze prooien van elkaar, wat soms resulteert in heuse bloedbaden bij beide kampen. Leeuwen zijn in principe sterker, maar hyena’s kunnen met overweldigende aantallen toch de overhand krijgen. De rivaliteit is zelfs zo groot, dat een vijandige reactie op elkaars geur aangeboren is.
De Grote Vlakte komt met wat memorabele ontwerpkeuzes die ook het bespreken waard zijn. Zo is het ruime perk in principe in tweeën gedeeld door een rij rotsblokken: wist je dat deze precies op de plek liggen van een van de oorspronkelijke bezoekerspaden van de Diergaarde? Het idee erachter is dat de koedoes wel op bezoek kunnen gaan bij hun grotere buren, maar dat ze aan hun kant van het perk veilig zijn van de giraffen. Echter, al snel wist een jonge, nieuwsgierige langnek haar weg te banen naar de koedoekant en zodra er één giraffe over de keienrij was, volgden er meer. Tja, wilde dieren laten zich niet dwingen. De koedoes kunnen overigens alsnog apart gezet worden in de kraal die grenst aan hun monumentale stalgebouw. De giraffen hebben een apart binnenverblijf, dat ondanks zijn populaire bijnaam, ‘De Ui’, niet ontworpen is als knol, maar als Afrikaanse veekraal. Aan de rand van de Grote Vlakte is daarnaast een replica van een baobab te vinden: gigantische bomen die helaas steeds zeldzamer worden in het echt.
Foto: Diergaarde Blijdorp (blijdorp.nl)
Klein en kunstig
Na De Ui komen we aan bij een splitsing op het vlonder. Zo meteen gaan we naar rechts, maar eerst nemen we een kijkje bij de andere optie! Het vlonder slingert geleidelijk terug naar de begaande grond, waar we een inkijkje krijgen in het bestaan van de grote textorwevers. Met een groep die ruim honderd leden telt, is het altijd een drukte van belang hier. De mannetjes zijn verantwoordelijk voor het weven van hangende nestjes. Instinctief verzamelen ze één voor één nauwkeurig uitgekozen grassprieten en blaadjes. Voor elke fase van de bouw wordt gezocht naar verschillende soorten materiaal van verschillende groottes. Het eindresultaat kan wel driehonderd stengels tellen! De vrouwtjes houden zich afzijdig tijdens de bouw, maar nemen de broed op zich.
De wevers hebben overigens niet het rijk voor hen alleen. Zo is er de groenhelmtoerako te vinden, een significant groter dier. Ze zijn tamelijk zeldzaam in gevangenschap en behoren ongetwijfeld tot de mooiste vogelsoorten in de Diergaarde. Ze vervullen een belangrijke rol in de natuur vanwege hun luide alarmkreet, die andere dieren attendeert op gevaar. In het wild leven ze in de regenwouden van West-Afrika, van Ivoorkust tot Kameroen. De purperglansspreeuw komt ook uit dit deel van het continent, zij het iets verder landinwaarts, op de halfopen graslanden. Op de grond stappen geelkeelfrankolijnen (of -sporenhoeders) rond, familie van de fazant. Het is een vogel die zich goed weet aan te passen aan veranderingen in zijn leefgebied en die ook teruggezien wordt op akkers in Oost-Afrika. Tot slot zijn er de Kaapse grondeekhoorns. Hun pluizige staart gebruiken ze als parasol op hete dagen, maar ze hebben ook een andere functie! Wanneer een slang wordt gesignaleerd, proberen grondeekhoorns die vaak gezamenlijk te verjagen. Zijwaarts naderen ze de belager, terwijl ze hun lichaam afschermen met hun staart. Zo proberen ze de slang uit te lokken en te frustreren totdat hij afdruipt. Nu is het tijd om even terug te lopen naar die splitsing op het vlonder van zo-even.
Krokodillenrivier: tijdloze evolutie
Van buiten lijkt het een doorsnee kas, zoals je die wel vaker ziet in Zuid-Holland – maar vergis je niet! Zodra je de Krokodillenrivier binnentreedt, lijkt het wel alsof een stukje Afrikaans landschap met inwoners en al is opgetild en hier weer is neergelegd. Vanaf een vlonder krijg je een inkijkje in het bestaan van vele dieren die langs de oever vertoeven. De pantserkrokodillen, die het eerste verblijf rechts bewonen, zijn niet altijd even makkelijk te vinden. Kijk eens goed naar hun kaken. Getrouw aan hun bijnaam, ‘spitssnuitkrokodil’, zijn deze relatief lang en dun, wat verklapt dat ze op vissen jagen. Hoewel over het natuurlijke gedrag van deze bosbewoners niet veel bekend is – ze zijn bijna uitgestorven in het wild – weten we wel dat ze erg oud kunnen worden, dankzij twee voormalige inwoners van dit verblijf. Het paartje Hakuna en Matata was al volgroeid toen ze in 1929 naar Rotterdam kwamen! Ze waren naar schatting rond de honderd jaar oud toen ze in 2014 en -15 hun laatste adem uitbliezen. Het huidige duo is afkomstig uit de oude dierentuin van Emmen.
Tegenover de pantserkrokodillen treffen we een minder waterrijk verblijf. Dit is het onderkomen van de sporenschildpadden. Ze staan ook wel bekend als sulcata’s, een Latijns leenwoord dat verwijst naar de groeven op hun schild. Op de eilandbewonende reuzenschildpadden na, is de sporenschildpad de grootste landschildpad ter wereld. In het wild zijn ze te vinden langs de zuidgrens van de Sahara, waar ze indrukwekkende holen graven om te ontsnappen aan de verzengende middaghitte. Omdat het hier eveneens vochtiger is, kan rondom deze holen een mini-oase met grassen en vetplanten opbloeien. Bij deze gepantserde grasmaaiers gaat het er hard aan toe tijdens de paartijd. De mannetjes gebruiken hun twee lange halsschildplaten als stootwapen in de strijd om het voortplantingsrecht. Ze proberen die twee schildplaten te wrikken tussen de huid en het rugschild van hun opponent. Het is niet ongehoord dat de gladiatoren bezwijken aan hun verwondingen… Gelukkig houdt Blijdorp maar één mannetje.
Het verblijf van hun buren sluit mooi aan op de rest van de Savanne, want ook hier keren de rotskopjes van graniet terug. De Kaapse klipdassen maken er dankbaar gebruik van: zoals hun naam weggeeft, zijn deze diertjes echte meesters van de rotsspleten. Op basis van hun uiterlijk zou je ze misschien aanzien voor een soort tropische marmotten, maar schijn bedriegt. De meest nauwe familie van de klipdassen zijn de olifanten en zeekoeien! Het is duidelijk dat er nogal wat jaartjes verstreken zijn sinds die splitsing in de stamboom, al kunnen wetenschappers nog altijd wat overeenkomsten in lichaamsbouw aanwijzen (het gebit, de poten en de voortplantingsorganen in het specifiek). De clade van de klipdassen, olifanten en zeekoeien wordt Paenungulata genoemd. De stamouder hiervan leek waarschijnlijk nog het meest op een flinke klipdas en leefde 60 miljoen jaar geleden, kort na de meteorietinslag die de dino’s van de troon stootte.
Tegenover de klipdassen treffen we het klapstuk van de Krokodillenrivier: de Nijlkrokodil. Het is misschien wel de bekendste krokodillensoort en tevens een van de meest succesvolle. Ze bereiken met gemak een lengte van vijf meter. Kleine prooidieren zijn zeker een belangrijke voedingsbron, maar grote hoefdieren vallen ook regelmatig ten prooi. Ze hebben ongelofelijk sterke kaken en kunnen prooidieren tot twee keer hun eigen lengte overmeesteren! Na een flinke maaltijd kan een Nijlkrokodil maanden zonder eten. In een zekere zin zijn ze roekeloos door hun positie bovenaan de voedselketen, wat zich uit in felle agressie naar alle dieren die hun territorium binnendringen.
Grote delen van hun dag brengen Nijlkrokodillen stokstil door op de kade om op te warmen. Hun mond openen ze om oververhitting te voorkomen, maar het dient ook als teken van kracht aan hun soortgenoten. Ze lijken wellicht loom, maar in werkelijkheid zijn krokodillen zich altijd te allen tijde uiterst bewust van hun omgeving. Ze hebben sterk ontwikkelde zicht- en reukorganen en in troebel water kunnen ze alsnog beweging waarnemen met speciale sensoren in hun snuit. In het water kunnen ze snelheden tot wel 35 km/h bereiken en uit observaties is gebleken dat ze ook wel eens hinderlagen opzetten op het droge. Kortom: de verzorgers moeten voorzichtig te werk gaan bij deze dieren.
Rakelings boven de hoofden van deze joekels scheren een aantal vogels: de grijze bananeneter, violette schildtoerako en de purper- en driekleurglansspreeuwen. Hun aanwezigheid lijkt haast wel symbolisch – tijd voor een lesje evolutie! De krokodillen vallen onder de ‘archosauriërs’: een term die je wellicht niet bekend voorkomt, maar die wel wat weg heeft van ‘dinosauriërs’. Mochten dat nou óók archosauriërs geweest zijn! De meeste mensen denken dat de dino’s allang uitgestorven zijn, maar één specifieke groep dino’s begeeft zich nog altijd onder ons: de vliegende, gevederde dino’s die wij tegenwoordig ‘vogels’ noemen. Als je het zo bekijkt, blijkt dus dat vogels eigenlijk ook tot de reptielen behoren, net als de krokodillen.
Foto: @kosmo_photography (BB-Instagram). Nijlkrokodil.
Het laatste stukje Krokodillenrivier maakt geen onderdeel uit van de grote hal, maar bestaat uit een kleine tussenruimte met een aantal verblijven. In het midden hebben de woestijnsprinkhanen een prominente plek. Eens in de zoveel tijd komt deze diersoort in het nieuws doordat ze in het wild hele hectares in een mum van tijd kunnen kaalvreten. Wat de schade daarvan verergert is dat zulke zwermen juist ontstaan ná periodes van droogte. Doordat er dan weer wat te eten valt, vindt er grootschalige voortplanting plaats. Zo wordt de kans op fysiek contact tussen de sprinkhanen groter, wat voor een reeks hormonale veranderingen zorgt. Het gevolg is dat de sprinkhanen geel worden in plaats van groen en dat ze feromonen afscheiden die groepsvorming stimuleren. De zwermen die zo ontstaan, reizen mee met de wind en kunnen vanuit de Sahara en het Midden-Oosten grote delen van de wereld bereiken.
Elders in de ruimte vinden we een nieuwbakken publiekslieveling: het steppeslurfhondje. Ze behoren tot de Afroinsectiphilia, dat is de zustergroep van de eerdergenoemde Paenungulata. Dit zoogdiertje leeft in de dichte kust- en bergwouden van Kenia en Tanzania en voedt zich met insecten. Vrouwtje Gloria kwam in 2011 aan in Blijdorp, gevolgd door een Amerikaanse soortgenoot, Gambit, waarmee Blijdorp de eerste Europese dierentuin werd die deze soort houdt. De geboorte van Gijsje in 2013 was dan ook een Europees primeur! Sindsdien zijn nog vele slurfjes ter wereld gekomen en nu zijn Rotterdamse nazaten in heel Europa te vinden. De slurfhondjes delen hun verblijf met een koppeltje sneeuwkaptapuiten: charmante en lawaaierige vogeltjes met een oranje buik. Zij worden maar in circa twintig Europese dierentuinen gehouden. Ze leven vooral in landen ten westen van de Congo-rivier, zoals Togo en Gabon, maar ook in de minder beboste regio’s rondom het Victoriameer.
-> Update 26-08-2022: de sneeuwkaptapuiten zijn vervangen door een diadeemroodstaart. Zie HIER.
De buren van de steppeslurfhondjes zijn de stekelstaartagame en de pannenkoekschildpad. Eerstgenoemde voelt zich thuis in het zand van Noord-Afrika, waar hij naar hartenlust graaft en zonnebaadt. Pannenkoekschildpadden danken hun naam aan hun zeer platte schild. Doordat hun pantser vrij flexibel is, kunnen ze zich opblazen met lucht en zich zo, in geval van nood, vastklemmen tussen rotsspleten. Zo zijn ze een stuk lastiger voor roofdieren om op te eten! Logisch dus dat ze vaak rondom kopjesformaties gevonden worden. Het is een erg zeldzame diersoort, die alleen nog voorkomt in delen van Kenia en Tanzania. Door habitatvernietiging en grootschalige wildvang voor de huisdierenhandel is het een kritiek bedreigde diersoort.
Onze lange safari op de Savanne komt nu tot een einde, maar onze expeditie gaat door! De savannebiotoop krult van Zuid-Afrika, via Kenia en Zuid-Soedan, naar Benin, Burkina Faso en Senegal en omgeeft zo een compleet andere wereld. De stortregens van Centraal- en West-Afrika voeden de levensaders van het continent, zoals de Nijl en de Niger, en creëren bovendien weelderige regenwouden. Hier gaan enkele zeer mystieke dieren schuil… Laat jezelf verdwalen in de jungle: ga op ontdekkingsreis naar het Hart van Afrika.
Foto: Hendrik Eland (BB-Facebook)
[…] Afrikaanse Savanne! […]
Mooi gedaan al die ‘ontdek’ stukjes!
Met plezier gelezen Toppie
Geweldig om te lezen .wij zijn al heel lang lid van blijdorp
ik mis een vissoort hij woont aan de kant van de klipdassen hij lijkt een beetje op een brazem
De Afrikaanse meerval? Of wellicht de Tilapia cichliden?
Erg leuk om te lezen, dankjewel!
Erg mooi geschreven. Heel leuk om op deze manier iets over deze dieren te leren. Dankjewel.
Prachtige Afrikaanse Savanne wandel-gids en het is vandaag prachtig wandel-weer m.a.w. straks ga ik de Savanne anders bekijken dan anders 😉