Tropische toevluchtsoorden: Caraïben & Amazone
Vanuit de drassige mangrovewouden van Centraal-Amerika trekken we landinwaarts. Het Caraïbisch gebied telt eilanden die enorm uiteenlopen qua formaat: van Cuba, groter dan de gehele Benelux, tot Saba, amper groter dan Maassluis. De natuur van deze eilanden verschilt dan ook flink van plek tot plek en de verschillende leguanensoorten weerspiegelen die diversiteit. Zo is er de zandkleurige neushoornleguaan, afkomstig van het gortdroge Hispaniola (Haïti en de Dominicaanse Republiek). Deze relatief zware reptielen brengen hun leven hoofdzakelijk door op de grond en kennen uitgebreide baltsrituelen, waarbij ze hun rugstekels overeind zetten en hun hoofd op en neer stuiteren. Vermoedelijk gebruiken ze hun kenmerkende hoorn om soortgenoten mee te imponeren. De neushoornleguaan deelt zijn verblijf met een zwarte leguaan: een dier met een bereisd leven! In 2011 werd dit individu namelijk in een container in de Haven van Rotterdam gevonden. Zwarte leguanen staan bekend als behendige klimmers: hun leefgebied in West-Mexico is dan ook een stuk groener dan Hispaniola. Net als de neushoornleguaan gaat ook hij gebukt onder vrij grootschalige vangst voor consumptie, waardoor de soort steeds zeldzamer wordt. Dat, en er verdwijnt er dus wel eens eentje in een bananencontainer…. Tegenover het Caraïbisch Café verblijft eveneens een Antilliaanse groene leguaan, maar over hem later meer.
Langs de Caraïbische kust van Colombia is een klauwaapje te vinden: de pinchéaap. Ze zijn te herkennen aan hun witgekleurde leeuw-achtige maan achter hun hoofd, al is deze primaat met zijn 500 gram en een kop-staart lengte van 20 centimeter iets minder intimiderend dan de koning der dieren. Van nature leven ze in kleine familiegroepjes, met een monogaam stelletje aan het roer. Hun gedrag is veelvuldig bestudeerd in de inmiddels vervlogen tijd waarin ze belangrijk waren voor medische proeven. Net als mensen kennen pinchéaapjes medelijden en jaloezie, mogelijk bevat hun taal zelfs enige grammaticale structuur. Het pinchéaapje behoort tot de zeldzaamste primaten ter wereld, nu hij is teruggedrongen tot slechts 5% van zijn oorspronkelijke leefgebied waar nog zo’n 6.000 exemplaren leven. Deze kritiek bedreigde diersoort is door het IUCN zelfs een aantal keer opgenomen in de top 25 meest bedreigde diersoorten ter wereld.
De buren van de pinchéaapjes zijn koudbloedigen. De helmbasilisk is een reptiel met een groot verspreidingsgebied, dat loopt van Centraal-Amerika tot Colombia en Venezuela. Bij voorkeur leven ze in de buurt van rivieren en stroompjes, waar ze hun meest befaamde ontsnappingstruc kunnen toepassen: met een snelheid van 25 km/u kunnen ze tot wel twintig meter over de oppervlakte van het water rennen op hun achterpoten. De tevens inwonende fluitkikker is een kritiek bedreigde amfibie uit de Antillen. Nadat menselijke consumptie, oprukkende menselijke activiteit en een enorme vulkaanuitbarsting al voor flinke schade hadden gezorgd, trof de beruchte schimmelziekte Bd tussen 2000 en 2010 zowel Dominica als Montserrat, de twee laatste bastions van deze soort in het wild. Het was een ramp: er bestaat tegenwoordig geen levensvatbare populatie meer op Montserrat en slechts een handjevol resteert op Dominica. Kortom: voorlopig moet deze soort het hebben van fokprogramma’s in gevangenschap. In 2020 zijn er nog ‘Europese’ fluitkikkers geherintroduceerd op Montserrat, maar deze groepjes blijven worstelen met infecties en droogte. De fluitkikker kent een uniek voortplantingsgedrag waarbij, na het maken van een schuimnest in een holletje, de moeder de uitgekomen larven met haar leven verdedigt en hen met onbevruchte eitjes gedurende een aantal maanden voedt.
De laatste eilandbewoner hier is de Cubaanse hutia: een groot knaagdier uit dezelfde orde als onder andere de cavia, chinchilla, degoe en capibara. Hutia’s zijn endemisch op de Antillen, al heeft het overgrote deel van de soorten ernstige schade geleden sinds de komst van de Europeanen. De Cubaanse hutia, die als een van de weinige soorten niet officieel bedreigd is, weegt als volwassene 8,5 kilo en is daarmee de grootste nog levende hutiasoort. Ze delen hun territorium vaak met enkele soortgenoten en doen zich overdag te goed aan boomschors en ander plantaardig materiaal. Dat maakt deze knaagdieren op verschillende delen van Cuba zelfs een milde plaag en er zijn dan ook projecten gaande om de populatie op gecontroleerde wijze uit te dunnen. De verzorgers kunnen beamen dat het eveneens echte ontsnapartiesten zijn: ondanks de aanwezigheid het schrikdraad zou een van de mannetjes in 2018 iedere ochtend geduldig zitten wachten op de betonnen rand van het verblijf, voordat een verzorger hem naar beneden hielp. Niet voordat hij zijn buik vol had gegeten met het volop aanwezige groenvoer rondom het verblijf natuurlijk, en soms zou een verdwaalde hutiadrol (die naar horen zeggen de vorm van een banaan heeft) vroege bezoekers bij de ingang van het pand opwachten. Camerabeelden wezen uiteindelijk uit dat deze hutia dankzij zijn dikke vacht niks van de elektriciteit voelde wanneer hij ’s avonds de benen nam… Aanpassingen zijn sindsdien gemaakt en nu worden avondgasten niet langer de stuipen op het lijf gejaagd door een of andere mega-rat in de schaduw.
Het Caraïben-gedeelte sluit direct aan op een klein stukje Amazonerivier. Jaren terug bestond namelijk het idee om een Surinamekas te bouwen, die vanaf het doodlopende pad bij de neushoornleguaan zou aansluiten op de rest van het Oceanium. Uiteindelijk is dat concept vervangen door Amazonica, en hoewel onder andere de piranha’s daar naartoe zijn verhuisd, is hier nog altijd genoeg te bewonderen. In het eerste aquarium staan de kortsnuit-kaaimansnoeken, die gracieus in de stroming hangen, in de schijnwerpers. Continu loeren ze naar onoplettende prooidieren en hoewel ze niet snel groeien, kunnen ze in de loop der decennia wel twee meter lang worden. Op de bodem leven niet alleen zoetwaterroggen en zuignapmeervallen (pleco’s), maar kibbelt ook een aantal wonderschone Geophagus sveni-cichliden over de beste stenen om hun eieren op af te zetten. In het tweede bassin vormen de zilveren arowana’s en pauwoogbaarzen een imposant mozaïek aan vissoorten, maar niemand kan natuurlijk om de dwergkaaiman heen: een intimiderend roofdier dat zich gelukkig alleen bekommert om kleiner wild.
Foto: John van Hagen (BB-Facebook). Dwergkaaiman.
Falklands: vurige strijd op ijzige eilanden
Langs de oostkust van Zuid-Amerika reizen we zuidwaarts, naar een archipel die zijn naamsbekendheid grotendeels ‘dankt’ aan de gewelddadige machtsstrijd die Argentinië en het Verenigd Koninkrijk er in de jaren ’80 uitvochten: de Falklandeilanden. Hoewel de eilandengroep vrij dichtbij Latijns-Amerika ligt, heeft de natuur nog het meest in het gemeen met Antarctica: het is namelijk een belangrijk broedgebied voor de koningspinguïns en ezelspinguïns. Pinguïns zijn perfect aangepast aan hun zwemmende bestaan rondom de zuidpool. Ze hebben hun vliegvermogen ingeruild voor een paar vin-achtige vleugels en hun gedrongen lichaamsbouw dwingt hen te waggelen, wat tevens een energiezuinige manier van lopen is. Mogelijk komt het woord ‘pinguïn’ zelfs van het Latijnse woord voor ‘vet’: een essentieel onderdeel van hun wetsuit. Op het droge zijn veren daarentegen het belangrijkste component van hun warmte-isolatie. Sterker nog: wanneer pinguïns in grote groepen bijeen drommen om elkaar warm te houden, duwen ze nooit écht tegen elkaar aan, want dan zou hun verenkleed verstoord raken. Dat is extra knap als je beseft dat dit soort groepen altijd in beweging zijn, want het centrum van zulke kolonies wordt soms zelfs té warm.
Eilandhoppen: geïsoleerde werelden op Aarde
De Falklandarchipel is echter niet de laatste eilandgroep die we aandoen! Wat volgt is een doorloopverblijf voor de maki’s van Madagaskar. De ringstaartmaki is een van de weinige Oceanium-bewoners met een flink buitenperk. Het landschap van dit verblijf verklapt al het een en ander over hun natuurlijke habitat: in tegenstelling tot wat velen denken, komt deze soort niet uit de oostelijke jungles van Madagaskar, maar uit de dorre halfsavanne aan de zuidkust. Dit Afrikaanse eiland is natuurlijk beroemd om zijn lemuren, en dat heeft een reden. Als onderdeel van de halfapen-onderorde delen zij immers een gemeenschappelijke voorouder met ons, de apen. Die gemeenschappelijke voorouder leefde op het vasteland van Afrika of Eurazië en leek meer op de hedendaagse maki’s dan op de ‘echte’ apen van nu. Toen verder geëvolueerde, sterkere en slimmere apen ten tonele verschenen, werden de zwakkere halfapen uit vele gebieden verdrongen. De enige halfapen die heden ten dage het vasteland van de Oude Wereld bewonen, zijn dan ook nachtactief en leiden een teruggetrokken bestaan. In tegenstelling tot de halfapen hebben de apen Madagaskar nooit op eigen houtje weten te bereiken en dit eiland is dan ook het laatste echte kampement van de halfapen. Beter gezegd, dat was het. Door de vrij recente aankomst van mensen wordt 90% van alle lemuren kritiek bedreigd in hun voortbestaan. Ook de ringstaartmaki staat op de Rode Lijst van het IUCN.
Ringstaartmaki’s zijn de enige halfapen die hoofdzakelijk op de grond leven, en niet in de boomtoppen. Dat doen ze in vrij grote groepen, maar dat wil niet zeggen dat het altijd pais en vree is: van zonsopkomst tot in de late uurtjes wordt er gekibbeld over dominantie en rangordes. Vaak vormen vrouwtjes en hun nazaten clans, die veel tijd samen doorbrengen. Mannetjes zijn onderdanig in de maki-maatschappij en houden zich grotendeels afzijdig van dit alles. Op kille ochtenden houden ringstaartmaki’s van zonnebaden, een groepsaangelegenheid, en wanneer ze slapen, doen ze dat tegen elkaar aan en verstrengeld in elkaars staarten. Op vaste volgorde natuurlijk, zoals bepaald door de rangorde. Wie zijn status even vergeet, wordt daaraan herinnerd doordat de anderen hun tanden ontbloten en op hun achterpoten gaan staan. Wie deze waarschuwingen negeert, riskeert flinke toetakeling. De voornaamste communicatie vindt overigens plaats via geurmarkeringen, die ze met hun lange staart door de lucht wapperen. Verder staan ringstaartmaki’s bekend als een zeer vocale diersoort.
Toen het makiverblijf gerealiseerd werd, was het de bedoeling dat het uiteindelijk zou aansluiten op een nieuwe hal aan de zuidgevel van het Oceanium. Helaas is het daar nooit van gekomen, maar het ‘Eilandhoppen’-concept is niet geheel verloren gegaan. Na Madagaskar volgt namelijk een klein Galapagos-segment. Deze vulkanische archipel bevindt zich in de Stille Oceaan en wordt meestal in één adem genoemd met reuzenschildpadden. De enige andere eilandengroep met landschildpadden van dit formaat is de Aldabra-atol van de Seychellen. De logische vraag die daaruit volgt: wat kwam eerst, de kolonisatie van de eilanden of de reuzengroei? Aanvankelijk neigde de wetenschap naar dat eerste, maar archeologische vondsten leveren overtuigend bewijs voor dat laatste. Skeletten van reuzenschildpadden zijn namelijk niet alleen op Timor, Malta en Madagaskar gevonden, maar ook op het vasteland van Azië en Amerika! Vermoedelijk zijn dit soort gigantische schildpadden in de loop van de geschiedenis meerdere keren onafhankelijk van elkaar geëvolueerd op gunstige plekken in de tropen en wisten ze de Galapagos en de Seychellen te bereiken doordat ze lang kunnen teren op hun energievoorraad. Hun grote longen fungeren als een soort ingebouwd zwemvest. Deze theorie wordt ondersteund door een volgroeide reuzenschildpad die levend en wel aanspoelde in Tanzania in 2004, 740 km van huis, nadat hij vermoedelijk bij vloed werd meegenomen door de stroming. De reuzensoorten van het vasteland zijn stuk voor stuk uitgestorven toen de mens zich begon te verspreiden over de wereld.
Het was overigens niet het reuzengroei-vraagstuk waar Charles Darwin zich mee bezighield toen hij de Galapagoseilanden in de 19e eeuw aandeed. Op basis van de onderlinge overeenkomsten en verschillen tussen de vijftien verschillende soorten reuzenschildpad die hij aantrof op de Galapagos ontwikkelde hij zijn theorie over evolutie via natuurlijke selectie. Zo vond hij op eilanden met dichte vegetatie dieren met vrij koepelvormige schilden, wat minder weerstand geeft bij het ploeteren door de bosjes, en op eilanden met veel cactussen en hoge planten vond hij schildpadden met een ‘zadeldak’, waardoor de dieren hun nek beter omhoog konden strekken. Samen met een heel scala aan andere soorten legde de reuzenschildpad zo de basis voor het ontkrachten van de tot dan toe zeer populaire scheppingsleer. Als je nu naar de Galapagos gaat, kan je overigens nog maar tien soorten reuzenschildpad in het wild waarnemen. Van de oorspronkelijke populaties zijn er namelijk, met het overlijden van Lonesome George in 2012, vier geheel uitgestorven en van één soort is nog maar één vrouwtje in leven in gevangenschap, de 100-jarige Fern. Dankzij het harde werk van de Charles Darwin Foundation maken de resterende soorten gelukkig een comeback. Dit hebben ze bewerkstelligd door niet alleen grootschalig te fokken in gevangenschap, maar ook door de archipel te ontdoen van invasieve diersoorten zoals geiten. Hopelijk kunnen soortgelijke acties uiteindelijk ondernomen worden op Madagaskar, want ook dat eiland heeft te kampen met exoten. Sommige, zoals de helmparelhoenders die bij de maki’s wonen, zijn relatief onschuldig, terwijl andere, zoals de slangenkopvis (niet aanwezig), het uitsterven van meerdere inheemse soorten op hun geweten hebben.
Foto: Coby van Hespen (BB-Facebook). Galapagosreuzenschildpad.
Natuurbehoudscentrum: de ‘ark’
Tot aan dit punt past het Oceanium prima bij de visie van Blijdorp als ‘biotopentuin’, maar deze geografische indeling wordt losgelaten bij het recentelijk gerealiseerde Natuurbehoudscentrum. Zoals de naam al suggereert, draait dit stukje van de Diergaarde om het redden van ernstig bedreigde diersoorten uit alle windstreken. De verblijven hier zijn voor het grootste gedeelte sober aangekleed: ze zijn semi-modulair en bovendien is het voor deze diersoorten belangrijker dat er fokresultaten geboekt worden dan dat het verblijf mooi gedecoreerd is voor het publiek. De Vrienden van Blijdorp, die de verbouwing bekostigden, hebben het opgedragen aan wijlen Henk Zwartepoorte: een voorheen in Blijdorp werkzame reptielenexpert wiens kennis vele schildpadden behoed heeft voor de afgrond. Zij die vooral geïnteresseerd zijn in het kennismaken met unieke en onbekende diersoorten, zijn hier aan het juiste adres.
Nabij de entree van het Natuurbehoudscentrum woont een aantal vuursalamanders. Van nature komen ze voor in bosachtige heuvels in heel West-Europa, waaronder Zuid-Limburg. Na eerder al elders toegeslagen te hebben, heeft de huid-etende schimmelziekte Bsal sinds 1997 echter 99,9% van onze inheemse populatie weggevaagd en zo dreigden deze zwart-gele amfibieën voorgoed te verdwijnen. Gelukkig heeft Stichting RAVON een handjevol salamanders in veiligheid gebracht en een deel van hun nageslacht is in Blijdorp ondergebracht. Hun buren zijn de Titicacakikkers, afkomstig uit een meer in de Zuid-Amerikaanse Andes waar het water zó zuurstofrijk is, dat de dieren via hun huidflappen adem kunnen halen. Deze bestaanswijze ligt echter onder vuur door milieuvervuiling: zowel in 2015 als in 2016 zijn golven van massasterfte vastgelegd, waarbij telkens duizenden kikkers te overlijden kwamen. In 2010 werd in Peru voor het eerst gefokt met deze kritiek bedreigde soort en ook in Blijdorp is het inmiddels gelukt.
Bij de ingang zijn eveneens gilamonsters te vinden, grote reptielen uit de Noord-Amerikaanse Sonorawoestijn. Meestal eten zij eieren of aas, maar wanneer ze een grote prooi tegen het lijf lopen, komen hun gifklieren van pas. Voor mensen is het zeker geen fijne ervaring om gebeten te worden door een gilamonster, maar het is niet dodelijk. Diergaarde Blijdorp vestigde in 2003 een Nederlands dierentuinprimeur toen er enkele monstertjes uit het ei kropen. Verder kan je (vanaf de ingang gezien) links, langs de buitenrand van het Natuurbehoudscentrum, de San Francisco lintslangen vinden: een sierlijke wurgslang wiens status in het wild onduidelijk is. Een soort over wiens status helaas geen enkele twijfel mogelijk is, is de Egyptische landschildpad: een kritiek bedreigde soort die een aantal jaar op rij zelfs tot de top 25 zeldzaamste schildpadden gerekend werd. Ondanks zijn naam is deze kleine schildpaddensoort sinds de jaren ’90 functioneel uitgestorven in het land van de piramides en het IUCN schat dat de huidige schildpaddengeneratie in het door oorlog verscheurde Libië wel eens de laatste zou kunnen zijn daar. Ze zijn namelijk veel geld waard op de zwarte markt. Gelukkig bestaat er in Europese dierentuinen een vrij robuust fokprogramma, dat wordt gecoördineerd door Diergaarde Blijdorp.
Foto: Danny Noorman (BB-Facebook). Egyptische landschildpad.
Als je rechtdoor gaat vanaf de ingang, loop je al snel drie verblijven tegen het lijf. In de hoek van het Natuurbehoudscentrum verblijven Aziatische vogels: de Balispreeuw, geelkeelgaailijster en roelroel. Met name met de eerste is het erg slecht gesteld door ontbossing en de huisdierenhandel. Met de EAZA Silent Forest Campaign haalden Europese dierentuinen in 2019 een kwart miljoen euro op voor verschillende lokale beschermingsprojecten voor zangvogels. Hun buren zijn de Coloradopadden, door veel regionale overheden in de Noord-Amerikaanse Sonorawoestijn bestempeld als lokaal bedreigd. Hun witte gifklieren beschermen de padden immers wel tegen roofdieren (krachtig genoeg om een flinke hond om te leggen), maar tegen habitatvernietiging en pesticiden zijn ze niet opgewassen. Het derde verblijf is voor de Antilliaanse groene leguaan, die we ook al even bij het Caraïbisch Café zagen. Nadat de gebruikelijke cocktail van menselijke invloeden de soort al flink onder druk zette, is de Antilliaanse leguaan in recente jaren op vele eilanden uitgevaagd door de ‘normale’ groene leguanen van het Zuid-Amerikaanse vasteland, die soms meereizen op vrachtboten. Deze soort is sterker, plant zich sneller voort en kan zich bovendien kruisen met de Antilliaanse soort. Nadat de inmiddels kritiek bedreigde Antilliaanse leguanen eerder al uitgeroeid werden op onder andere ‘ons’ Sint Maarten, besloten Europese dierentuinen vier Antilliaanse leguanen te evacueren van Sint Eustatius om een fokprogramma mee op touw te zetten op advies van het IUCN. Met het Nederlandse regeringsvliegtuig kwamen ze in 2019 aan in Rotterdam en werden ze overgebracht naar Blijdorp.
In het midden van het Natuurbehoudscentrum staat het zogenaamde ‘glazen huis’: een ruimte die alleen toegankelijk is wanneer er toezichthouders zijn, omdat de aanwezige soorten zó zeldzaam en stressgevoelig zijn. Er staat onder andere een soort wandrek met verblijfjes, dat bewoond wordt door wat klein grut. Neem de Henkels bladstaartgekko: een Malagassisch reptiel dat zo’n bizar goede camouflage heeft, dat hij een soort van ‘hebbedingetje’ is geworden voor reptielenverzamelaars. Ook ontbossing draagt bij aan zijn status als kwetsbare diersoort. Een andere permanente inwoner is de Seychellen reuzenmiljoenpoot, een tot wel vijftien centimeter lang insect dat in zijn voortbestaan bedreigd wordt door het verdwijnen van zijn habitat. In het wandrek kan je tevens regelmatig speuren naar jonge McCords slangenhalsschildpadden, McCords doosschildpadden, spinschildpadden en pannenkoekschildpadden, stuk voor stuk kritiek bedreigd door de Chinese voedsel- en huisdierenmarkt. De McCords doosschildpad is waarschijnlijk zelfs uitgestorven in het wild en staat samen met de slangenhalsschildpad in de top 25 meest bedreigde schildpadden ter wereld.
Foto: @lususnaturae79 (BB-Instagram). Henkels bladstaartgekko.
In het Natuurbehoudscentrum is ook de onderwaterwereld vertegenwoordigd. Als je het glazen huis binnenkomt, stuit je links op de achoque: het kritiek bedreigde neefje van de axolotl, met een bijzonder verhaal. In de buurt van hun thuis, het Pátzcuaro-meer in Mexico, staat een klooster, waar de nonnen al eeuwen achoques verwerken in traditionele medicatie. Toen zij merkten dat er minder van deze salamanders te vinden waren in het meer, zetten zij een grootschalig (en opmerkelijk professioneel geregeld) fokprogramma op touw binnen de muren van hun klooster. Hun kweekproject fungeert nu als de basis voor het fokprogramma in Westerse dierentuinen. De buren van de achoques zijn de La Palma tandkarpers, afkomstig uit een slootje in Noordoost-Mexico met een oppervlakte van 10 vierkante meter en maximaal 1,5 meter diep: mogelijk het kleinste verspreidingsgebied van alle gewervelden. Als gevolg van opdroging door irrigatie is deze soort in 1994 in het wild uitgestorven, maar ze leven voort in gevangenschap. Ook met hun Malagassische buren, de sakaramy-tandkarpers, is het belabberd gesteld door de vernietiging van hun leefgebied en de introductie van invasieve diersoorten. Achter de schermen wordt regelmatig gekweekt met verschillende andere tandkarpersoorten.
Nabij de uitgang van het Natuurbehoudscentrum keren we weer even terug naar Madagaskar. Direct naast het verblijf van de Antilliaanse leguaan staat een aquarium met daarin vijf zeldzame soorten cichlide. Deze familie van tropische zoetwatervissen staat bekend om zijn prachtige, kleurrijke soorten, alsmede om het vormen van trouwe paartjes. De meest nieuwsgierige van het stel zijn wellicht de menarambo-cichliden. Ook al zijn ze niet de grootste of sterkste, ze zoeken vaak dapper de bezoekers bij de ruit op. De meest kenmerkende eigenschap van de menarambo-cichlide is de dunne rode rand langs het uiteinde van hun vinnen. Na de jaren ’90 leek het erop dat deze soort alleen nog in dierentuinen bestond, maar in 2011 is nog een handjevol menarambo’s gespot in Lac Tseny. De boosdoeners zijn overbevissing, vervuiling en de introductie van invasieve vissensoorten uit het buitenland. Verder is er een school kotsovato-cichliden te vinden in het aquarium, te herkennen aan hun mozaïek-achtige schubben met oranje en blauwpaarse accenten. Ze komen uit Noordwest-Madagaskar en staan als ‘kwetsbaar’ op de Rode Lijst. Hetzelfde geldt voor de damba-cichliden, met een zwarte vlek achter hun borstvin, en de Andapa-cichliden, gitzwart met kleine witte stippen. Ook deze soorten gaan gebukt onder overbevissing, vervuiling en invasieve exoten, maar in dit deel van het Oost-Afrikaanse eiland spelen irrigatieprojecten en ontbossing ook een rol bij het vernietigen van hun leefgebied. Tot slot kan je de gelige Grandidiers cichlide spotten in het aquarium. Zij komen juist uit het bergachtige oosten van Madagaskar en lijken iets beter bestendig te zijn tegen het veranderen van hun habitat, maar er is eigenlijk maar heel weinig bekend over hun precieze situatie.
Aan de andere kant van de gang zijn nog twee verblijven met Malagassische dieren te vinden. Zo heb je hier een aantal spinschildpadden, wiens naam verwijst naar de tekening op hun schild. Zoals eerder al vermeld werd, is deze soort kritiek bedreigd. In het tweede verblijf kan je, als je goed op de rotsen en takken kijkt, wellicht de Madagaskarleguaan spotten, maar de eveneens inwonende ploegschaarschildpadden stelen de show. Hun Nederlandse naam danken ze aan de twee uitstekende schildplaten bij hun hals, die in het wild een belangrijke rol spelen bij de strijd om voortplantingsrechten. Hun schild is bijzonder bolvormig, met een prachtige tekening. Helaas maakt dit hen enorm gewild voor de illegale huisdierenhandel in China, waar men grof geld voor hen neertelt. In recente jaren is de soort in een duikvlucht verzeild geraakt, met nog maar 100 wilde dieren op Noordwest-Madagaskar. Tel daar zo’n 200 dieren uit het lokale Ampijoroa-fokcentrum en minder dan 50 individuen in Westerse dierentuinen bij op, en dat is het. In ’96 werd het Ampijoroa-fokcentrum door bewapende stropers grotendeels geplunderd en in 2013 onderschepte de Thaise douane 50 gesmokkelde dieren, mogelijk goed voor een tiende van alle ploegschaarschildpadden wereldwijd op dat moment. De dieren van Diergaarde Blijdorp kwamen in 2012 naar Europa nadat ze onderschept waren door de douane van Hong Kong, om hopelijk een bufferpopulatie mee te stichten. De noodzaak hiervoor werd wederom duidelijk gemaakt in 2016, toen een nieuwe gewapende aanval op Ampijoroa ternauwernood werd afgeslagen. De ploegschaarschildpad is mogelijk de meest bedreigde landschildpad ter wereld.
Foto: @inge.de.vries.25 (BB-Instagram). Ploegschaarschildpad.
Het Kelpwoud: de jungle bij de Golden State
Het laatste hoofdstuk van het Oceanium speelt zich af voor de kust van Californië. Hier groeit kelp in groten getale, soms meer dan dertig meter lang per stuk. Ondanks uiterlijke overeenkomsten is kelp geen plant, maar een bruinalg. Dat maakt hen een lid van het rijk Protista (en dus niet het aparte rijk Plantae), een groep die normaliter juist gekenmerkt wordt door minuscule eencelligen. Kelpwouden, zoals grote clusters ervan worden genoemd, vormen een uniek marien ecosysteem. Zeeotters zijn natuurlijk dé ambassadeurs van deze biotoop, maar omdat Europese dierentuinen vrij weinig kunnen betekenen voor hun bescherming, zijn zij niet langer aanwezig in Diergaarde Blijdorp. Hetzelfde geldt voor de eveneens verdwenen octopussen. Wel zijn hier nog altijd vele imposante vissen van de Amerikaanse Westkust te vinden: luipaardhaaien en stierkophaaien patrouilleren in het grote bassin. De naburige ‘kelpbodem’ wordt bewoond door onder meer de feloranje garibaldi-vis, alsmede een reusachtige kolonie van aardbei-anemoontjes en allerlei soorten zeesterren. Ook leeft een stukje verderop een opmerkelijke Amerikaanse kreeft: door een genetische afwijking is dit dier aan één kant bruinig en aan de andere kant feloranje. Je zou het een soort ’twee-eiige eenling’ kunnen noemen, een fenomeen dat zich overigens ook bij mensen kan voordoen op een minder zichtbare wijze.
De reis door het Oceanium komt tot zijn conclusie bij een diersoort waarover we tot nu toe gezwegen hebben, ook al signaleert hij voor velen juist het begin van hun reis door de onderwaterwereld: de Californische zeeleeuw. Het is een zeer succesvolle roofdierensoort, afkomstig van dezelfde evolutionaire tak als onder meer de beren, hondachtigen en wasberen. Hun populatiegrootte langs sommige delen van de Amerikaanse Westkust benadert het maximale ecologische draagvlak. Dat hebben zij zeker voor een deel te danken aan hun ongekende zwemvaardigheden: ze halen tot wel 40 km/u in het water, kunnen tot 300 meter diep duiken en kunnen hun adem tot wel tien minuten lang inhouden. Als ze op jacht zijn naar vissen of octopussen, kunnen ze ook enorm scherpe bochten maken en dankzij hun snorharen en hun uitstekende gehoor hoeft een gebrek aan zonlicht geen probleem te zijn. Ook zijn zeeleeuwen bovengemiddeld intelligent te noemen: hun leervermogen en geheugen in het specifiek zijn bewonderenswaardig. Dit maakt hen niet alleen aantrekkelijk voor dierenshows, maar heeft er zelfs tot geleid dat zeeleeuwen tegenwoordig actief worden ingezet door de Amerikaanse Marine om zeemijnen en vijandige duikers op te zoeken.
Zeeleeuwen die zorgeloos zonnen op de Californische kliffen: het is een prachtig typisch Amerikaans tafereel. Zo zijn er nog wel meer: denk aan de bulderende trektochten van ontelbare bizons, of de dodelijke fauna van het kille Alaska. In Noord-Amerika wordt er een strijd gevochten tussen de Westerse welvaart en de ongetemde natuur die het continent van origine sierde. Het is tijd om de Nanuq, de jachtgod der inuit, in de ogen te kijken: het is tijd voor een bezoek aan Arctica en de Prairie!
Foto: Rob van Eijk (BB-Facebook)