Op woensdag 8 november kondigde Diergaarde Blijdorp aan dat het park op termijn afscheid gaat nemen van de westelijke laaglandgorilla’s. “Deze beslissing komt voort uit Blijdorps aangescherpte missie en visie op het gebied van soortbehoud en natuurherstel. Om deze doelstellingen waar te maken moeten er soms lastige keuzes worden gemaakt, waar dit er een van is.” Online leidde dit meteen tot een stormloop aan verdrietige en negatieve reacties. ‘Gorilla’s horen bij Rotterdam’, klonk het veelal. Blijdorper Bende onderzocht het proces dat geleid heeft tot dit besluit.
Kritiek bedreigd
Een vliegensvlugge profielschets. Er bestaan vier verschillende gorillavarianten, met ieder een eigen verspreidingsgebied binnen het Congowoud van Centraal-Afrika. Deze staan alle vier onder druk, maar wel op verschillende manieren. Zo resteren van de berggorilla, uit het Virunggagebergte, slechts 1.000 individuen, maar leven deze in strikt beschermde reservaten. Op papier gaat het met de grauergorilla beter, met een totale populatie van 3.600, maar dat cijfer verhult de sterke mate van habitatversnippering en een relatief gebrek aan bescherming. De meest schrijnende casus is misschien wel de Cross Rivergorilla, uit het Nigeriaans-Kameroense grensgebied. Daarvan resteren slechts enkele honderden dieren.
Ondersoort numero vier is de westelijke laaglandgorilla. Met uitzondering van één oud vrouwtje in Zoo Antwerpen behoren alle gorilla’s in Europese dierentuinen tot deze variant. In het wild leven naar schatting zo’n 316.000 exemplaren, waarmee het verreweg de meest talrijke ondersoort is. Ook heeft de westelijke laaglandgorilla het grootste verspreidingsgebied van allemaal, dat ook nog eens gesitueerd is in een relatief intact deel van het Congowoud. Wel staat óók de westelijke laaglandgorilla als ‘kritiek bedreigd’ op de Rode Lijst, omdat de populatie vrij constant blijft krimpen en deze dieren zich langzaam voortplanten.
Natuurbehoud
Dat is, in een notendop, de stand van zaken met de westelijke laaglandgorilla: niet dramatisch, maar extra bescherming is wel wenselijk. Welke rol kunnen dierentuinen hierbij spelen? Behalve geld inzamelen en publiek bewustzijn stimuleren, is het herintroduceren van dieren in hun natuurlijke leefgebied de meest concrete manier waarop dierentuinen aan soortbehoud kunnen doen.
Herintroducties kunnen verschillende doelstellingen hebben. In hele drastische situaties draait het puur om nummers spekken: een populatie van vijftig individuen maakt op termijn meer kans dan een populatie van tien individuen. Momenteel leven er ongeveer 450 westelijke laaglandgorilla’s in Europese dierentuinen, vergeleken met 316.000 individuen in het wild. Als álle gorilla’s uit gevangenschap morgen uitgezet zouden worden verspreid door het Congowoud, zou de impact hiervan dan ook verwaarloosbaar klein zijn.
Meestal vinden herintroducties dan ook met een specifieker doel plaats. Denk aan het herstellen van de gorillapopulatie op plekken die voorheen kampten met stroperij, of het verbinden van voorheen geïsoleerde groepjes. Ook kunnen herintroducties (uit gevangenschap) en translocaties (uit andere natuurgebieden) helpen met het waarborgen van genetische diversiteit.
Casus Batéké
Gorilla’s zijn vanwege hun complexe gedrag en sociale behoeftes bijzonder lastig om te herintroduceren in het wild. Zelfs verhuizingen tussen dierentuinen kunnen al zoveel stress teweeg brengen dat individuen permanent afwijkend gedrag ontwikkelen.
Toch speelt in het Batéké-plateau van Gabon en Congo-Brazzaville al sinds 1996 een herintroductieproject voor de westelijke laaglandgorilla. De drijfveer achter in het Batéké-project is de Aspinall Foundation, een organisatie die nauw verbonden is met de Britse dierentuinen Port Lympne en Howletts. De mensapen waren enkele decennia eerder verdwenen uit het gebied door stroperij, maar sindsdien was er een beschermd gebied opgericht en waren de omstandigheden weer beter geworden.
Bij herintroducties worden dieren nooit zomaar in het diepe gegooid. In plaats daarvan mogen de gorilla’s geleidelijk kennismaken met hun nieuwe omgeving en ontvangen ze nog enige tijd extra verzorging. Hoe dit er precies uitziet, wordt bepaald op basis van de groepssamenstelling. Een veelvoorkomende methode is het maken van boswandelingen samen met verzorgers, waarna de dieren vaak na enige tijd zelf besluiten dat ze ’s avonds niet meer teruggaan met de mensen. Deze ‘soft release‘ procedure neemt gemiddeld zo’n 15 maanden in beslag. Ook is er aan de Gabonese kant van de grens een riviereiland waar gorilla’s in een gemonitorde omgeving kunnen wennen aan het woud.
Bij het Batéké-project wordt veelal gebruik gemaakt van jonge gorilla’s die in het wild geboren zijn, maar via de stroperij op de illegale huisdierenmarkt beland zijn. Ook is een handjevol gorilla’s uit Europese dierentuinen uitgezet (voor het eerst in 1999, meest recent in 2021). Bij de 51 gorilla’s die tussen 1996 en 2006 uitgezet werden, stierf slechts één individu binnen zijn eerste jaar in het wild. Vermoedelijk was hij ’s nachts uit een boom gevallen en verdronken. Jaarlijkse sterfte- en geboortecijfers van de geherintroduceerde populatie komen overeen met die van natuurlijke gorillagemeenschappen, laten de schrijvers van hetzelfde rapport weten.
Sindsdien zijn nog eens twintig gorilla’s uitgezet. De meest ambitieuze herintroductie vond in 2014 plaats. Toen verhuisde voor het eerst een volledige familiegroep van Europa naar Gabon. Aan het hoofd van de familie stond zilverrug Djala, die in 1984 zelf het slachtoffer was geworden van stropers en sindsdien in Port Lympne Wild Animal Park vertoefde. Onderdeel van de groep waren ook vijf vrouwtjes (allemaal in Europa geboren, waarvan eentje door mensen grootgebracht was) en hun vijf jongen. Hoewel Djala vermoedelijk nog steeds in leven is, werd een groot deel van de groep al snel het slachtoffer van een aanval door een andere gorilla.
Keerzijde
Het Batéké-project wordt door de meeste wetenschappers en natuurbeschermers als succesvol gezien. Toch resteren er ook nog uitdagingen. Zo zijn de geherintroduceerde gorilla’s meestal niet bang voor mensen, wat nog wel eens resulteert in jongvolwassen mannetjes die lokale dorpen betreden of agressie vertonen naar bezoekers van het reservaat. Oudere dieren lopen meer risico’s bij herintroductie dan jongvolwassenen. Ook stelt de IUCN (de organisatie die de Rode Lijst bijhoudt) dat het herintroduceren van dierentuingorilla’s minder wenselijk is dan het uitzetten van gorilla’s uit lokale opvangcentra en het overplaatsen van wilde gorilla’s uit onveilige leefgebieden.
Het Europese populatiemanagement programma (EEP) voor de westelijke laaglandgorilla kán dus concreet bijdragen aan natuurherstel. De Europese dierentuinpopulatie is stabiel en genetisch gezond, dus dit kan de komende decennia ook voortgezet worden. Tegelijkertijd gaat het daarbij tot op heden om vrij specifieke voorbeelden en slechts een handjevol geherintroduceerde individuen. Om te stellen dat de westelijke laaglandgorilla in zijn voortbestaan echt afhankelijk is van dierentuinen, is overdreven. Zelfs de EAZA (Europese vereniging van dierentuinen) stelt openlijk dat educatie, niet soortbehoud, het primaire doel van het huisvesten van gorilla’s in gevangenschap is.
Als één ding overduidelijk naar voren komt uit het Masterplan 2050, is het dat educatie alleen niet langer voldoende rechtvaardiging is voor toekomstige investeringen. Nieuwe ontwikkelingen in Blijdorp moeten concreet gekoppeld zijn aan natuurherstel. En er zijn zeker investeringen gemoeid met de gorilla’s. Hun binnenverblijf stamt uit 1940: het is te klein, te monotoon en biedt te weinig privacy. Een verbouwing kan niet lang meer op zich laten wachten – al is het maar omdat de verf van de muren afbladert en de meeste balken in het Rivièrahal-complex volledig afgeschreven zijn. Gedurende zo’n verbouwing zou een alternatief heenkomen voor de gorilla’s gezocht moet worden. Omdat de Rivièrahal een rijksmonument is, is een hoger niveau van dierenwelzijn hier eigenlijk niet haalbaar. Dat is ook de reden dat Blijdorp de afgelopen jaren speelde met sfeerimpressies van een compleet nieuw gorillaverblijf. Een miljoenenproject. En wanneer je het hebt over je eco-impact maximaliseren, kunnen die miljoenen wellicht beter gebruikt worden voor andere zaken. In essentie is dit de knoop waarmee de Diergaarde in hun maag zat. Een knoop die afgelopen woensdag definitief werd doorgehakt.
Timing
Dat brengt ons tot afgelopen woensdag: waarom trekt Blijdorp er nú de stekker uit? Waarom wacht het park niet tot de restauratie van de Rivièrahal daadwerkelijk nadert?
Dat lijkt voort te komen uit de toch al chaotische situatie in de gorillagroep. Met de onverwachtse dood van zilverrug Bokito dit voorjaar is de fok in Rotterdam stilgevallen. Wat resteert zijn de twee volwassen vrouwtjes Aya en Tamani en diens kinderen. Met uitzondering van de in 2022 geboren Ajabu zijn die kinderen allemaal al wat ouder. Zo schreef Blijdorper Bende al in 2018 (ietwat voorbarig) dat Ayba op het punt stond om uit te vliegen.
De realiteit is dat het EEP van de gorilla’s een erg complexe schuifpuzzel is. Het samenstellen van nieuwe groepen brengt altijd risico’s met zich mee, dus verhuizingen worden eerst nauwkeurig uitgedacht. De genen van Aya zijn al rijkelijk vertegenwoordigd in Europa, dus het vinden van een onverwante partners voor haar nageslacht is een hele uitdaging. Mannetjes zijn ook altijd lastig te plaatsen, want eenmaal volgroeid dulden zij elkaars aanwezigheid niet. Er is een tekort aan dierentuinen die de benodigde faciliteiten hebben voor zulke bachelorgroepen. Kortom: als de fokcoördinator een potentieel heenkomen vindt voor de Rotterdamse pubers, moet er snel geschakeld worden.
Blijdorper Bende vermoedt dat dat de doorslaggevende factor was achter het besluit om nú de gorillagroep op de schop te doen. In plaats van tijdelijk een nieuw evenwicht proberen te creëren in de Rivièrahal, nu de pleister van de wond trekken en de gorilla’s een stabiele toekomst elders gunnen. Recent kwam voor Aybo een plekje vrij in Zoo Arcachon Basin en afgelopen woensdag is hij vertrokken. Tamani kan waarschijnlijk samen met haar jongen Tonka en Thabo verhuizen naar een Italiaanse dierentuin. Voor Aya, Ayba en Ajabu wordt nog gezocht naar een geschikt heenkomen. Blijdorp vermeldt erbij dat het nog wel enkele jaren kan duren voordat deze uittocht voltooid is.
Op hun website schrijft Blijdorp: “Als alle gorilla’s verhuisd zijn en er nog niet wordt verbouwd, kan het verblijf mogelijk als tijdelijke opvanglocatie worden gebruikt. Het besluit over de gorillagroep is afgestemd met de coördinator van het populatiemanagement programma.” Hiermee doelt het park mogelijk op het huisvesten van een jongvolwassen mannetjes. Zoals eerder al aangestipt werd, is er veel behoefte hiernaar binnen het populatiemanagement programma. Momenteel zijn er voor iedere vijf vrouwtjes ongeveer vier mannetjes in Europa. Die disbalans heeft te maken met de oude ‘importgeneratie‘, die voornamelijk uit vrouwelijke gorilla’s bestond. De komende jaren zal die ratio steeds verder naar één op één verschuiven.
Blijdorper Bende is een onafhankelijke organisatie. Meningen en uitspraken op deze website vertegenwoordigen niet noodzakelijk de standpunten van Diergaarde Blijdorp.
Foto: Johanna Kok (BB-Facebook)