
Veel schattiger dan dit wordt het toch niet: in Diergaarde Blijdorp hobbelt sinds woensdagmiddag een kleine vicuña rond. Haar moeder stond al een paar dagen apart omdat de verzorgers een jong verwachtten. Voordat moeder en kind vrijdag de heuvelhelling op mochten, waren hun kuddegenoten al nieuwsgierig aan het kijken door het gaas. Inmiddels heeft de kleine ook kennis gemaakt met de onderhuurders, de Darwins nandoes, en laat de kleine zich dagelijks zien. Het is jaren geleden dat er voor het laatst succesvol een vicuña ter wereld is gekomen in Rotterdam.

De vicuña is een van de twee wilde kameelachtigen die voorkomt in Zuid-Amerika. Om precies te zijn, bewonen ze de páramo, een strook met korte grassen en mossen in het Andesgebergte tussen de 3.200 en de 4.800 meter hoogte, ingeklemd door de boomgrens en de eeuwige sneeuw. Al duizenden jaren geleden begonnen Zuid-Amerikaanse volkeren met het selectief fokken van vicuña’s, om dieren met een zo dik mogelijke vacht te produceren: deze gedomesticeerde vicuña’s zijn de vele malen bekendere alpaca’s geworden. De lama is ook een gedomesticeerde kameelachtige, maar deze stamt af van de andere wilde kameelachtige van de Nieuwe Wereld: de guanaco.

Ten tijde van de Inca-heerschappij genoot de vicuña een beschermde status: alleen de koninklijke familie mocht hun wol dragen. Na de Spaanse verovering viel deze bescherming weg en begon hun populatiegrootte terug te lopen, tot slechts een paar duizend dieren in de jaren ’60 van de vorige eeuw. Dankzij het indammen van de wolhandel is deze neerwaartse spiraal gelukkig doorbroken en tegenwoordig is het goed gesteld met de soort.
Foto: Ruud van Amersfoort (BB-Facebook)